Toevallig
besta ik
Hij
had van die bijzondere beentjes, ze schoven voorwaarts met de voeten
iets naar binnen gezet, knietjes licht gebogen. Ik houd nog steeds
van dat soort beentjes als ik ze zie lopen, ze vertederen mij.
Zijn
haar was grijs, zal ongetwijfeld ooit zwart zijn geweest en bruine
brutale kraaloogjes boven zijn blubberwangen sierden zijn gezicht,
zijn trillende huid schudde alle kanten op wanneer hij challe brood
bakte; hij was een Amsterdamse challebakker.
Lange,
gelijkmatige strengen vlocht hij zorgvuldig in elkaar en het gouden
randje aan de buitenkant, de korst van de challe moest goed
doorbakken zijn, zo wilde zijn soort mensen het eten, knapperig bij
de eerste hap, als de maanzaadkorreltjes kriebelden in je mond, zo
proefde de challe het aller-allerlekkerste.
Bruine,
bijna zwarte moedervlekken zaten verspreid over zijn gezicht, zijn
huid leek spierwit ingekleurd te zijn tot diep in zijn poriën door
het blanke meel waarmee de challes werden gebakken.
Schijnbaar,
uit het niets, dacht ik even aan hem vandaag.
Aan
zijn achternaam, mijn achternaam.
De
achternaam van zijn onbekende vader die hij niet mocht dragen, de
naam die teveel tot verbeelding sprak. Religies met verboden, die
weinig met liefde hadden te maken; zijn moeder die ongehuwd
achterbleef.
En
ergens op een zwarte bladzijde werd zijn ware naam opgeschreven.
Zijn
uiterlijk verraadde deze korte liefde, zijn gezicht kenmerkte hem als
een echte challebakker. De bittere pil werd verguld; hij leefde zijn
leven vol passie voor de challe. En als iemand wilde weten hoe hij
aan die kop kwam, lachte hij vrolijk en zei, dat het door zijn
vrienden kwam.
Toentertijd,
heeft hij zijn vrouw en kinderen gered door die zwarte bladzijde van
vroeger, zo pikzwart te maken in zijn geheugen, niet te noemen of
zelfs eventjes te herinneren, geen geschreven letter wist hij meer.
Dat
zijn gezin die reis naar het oosten in de verschrikkelijk trein niet
heeft hoeven te maken, dat transport waar je zelden arriveerde op
hetzelfde station waar je vertrokken was, dat was mazzel.
Heel
veel mazzel.
Hij
bakte de geurige challes tot hij er bij neer viel, hij was daar trots
op als een pauw, een witte pauw weliswaar.
Het
donkere verleden zat goed opgesloten in zijn ziel, zelfs toen hij
heel oud was en terug ging in de tijd, stond zelfs Alzheimer voor een
dichte deur.
Ik
ruik mijn brood in de oven en weet nu waarom ik aan hem denk.
En
als de zwarte maanzaadkorreltjes mijn lippen raken kijk ik naar
buiten en zie dat de regenboog de zwarte hemel kleurt.
Ik
mijmer.
Want
als hij destijds, die naam had genoemd, die achternaam van zijn
vader, dan had ik dit verhaal nooit geschreven.
Geen
brood gebakken, geen regenboog ooit gezien.
Waren
er geen herinneringen.
Hij
was mijn opa.
En
voor geen goud, zelfs niet op een randje, had ik het leven willen
missen.
Zwarte
maanzaadkorreltjes rollen voor mijn voeten, mijn knietjes staan licht
gebogen.
Ik
hoor mijn achternaam roepen.