woensdag 27 februari 2013

Toevallig besta ik


Toevallig besta ik

Hij had van die bijzondere beentjes, ze schoven voorwaarts met de voeten iets naar binnen gezet, knietjes licht gebogen. Ik houd nog steeds van dat soort beentjes als ik ze zie lopen, ze vertederen mij.
Zijn haar was grijs, zal ongetwijfeld ooit zwart zijn geweest en bruine brutale kraaloogjes boven zijn blubberwangen sierden zijn gezicht, zijn trillende huid schudde alle kanten op wanneer hij challe brood bakte; hij was een Amsterdamse challebakker.
Lange, gelijkmatige strengen vlocht hij zorgvuldig in elkaar en het gouden randje aan de buitenkant, de korst van de challe moest goed doorbakken zijn, zo wilde zijn soort mensen het eten, knapperig bij de eerste hap, als de maanzaadkorreltjes kriebelden in je mond, zo proefde de challe het aller-allerlekkerste.
Bruine, bijna zwarte moedervlekken zaten verspreid over zijn gezicht, zijn huid leek spierwit ingekleurd te zijn tot diep in zijn poriën door het blanke meel waarmee de challes werden gebakken.
Schijnbaar, uit het niets, dacht ik even aan hem vandaag.
Aan zijn achternaam, mijn achternaam.
De achternaam van zijn onbekende vader die hij niet mocht dragen, de naam die teveel tot verbeelding sprak. Religies met verboden, die weinig met liefde hadden te maken; zijn moeder die ongehuwd achterbleef.
En ergens op een zwarte bladzijde werd zijn ware naam opgeschreven.
Zijn uiterlijk verraadde deze korte liefde, zijn gezicht kenmerkte hem als een echte challebakker. De bittere pil werd verguld; hij leefde zijn leven vol passie voor de challe. En als iemand wilde weten hoe hij aan die kop kwam, lachte hij vrolijk en zei, dat het door zijn vrienden kwam.

Toentertijd, heeft hij zijn vrouw en kinderen gered door die zwarte bladzijde van vroeger, zo pikzwart te maken in zijn geheugen, niet te noemen of zelfs eventjes te herinneren, geen geschreven letter wist hij meer.
Dat zijn gezin die reis naar het oosten in de verschrikkelijk trein niet heeft hoeven te maken, dat transport waar je zelden arriveerde op hetzelfde station waar je vertrokken was, dat was mazzel.
Heel veel mazzel.

Hij bakte de geurige challes tot hij er bij neer viel, hij was daar trots op als een pauw, een witte pauw weliswaar.
Het donkere verleden zat goed opgesloten in zijn ziel, zelfs toen hij heel oud was en terug ging in de tijd, stond zelfs Alzheimer voor een dichte deur.

Ik ruik mijn brood in de oven en weet nu waarom ik aan hem denk.
En als de zwarte maanzaadkorreltjes mijn lippen raken kijk ik naar buiten en zie dat de regenboog de zwarte hemel kleurt.
Ik mijmer.
Want als hij destijds, die naam had genoemd, die achternaam van zijn vader, dan had ik dit verhaal nooit geschreven.
Geen brood gebakken, geen regenboog ooit gezien.
Waren er geen herinneringen.
Hij was mijn opa.
En voor geen goud, zelfs niet op een randje, had ik het leven willen missen.
Zwarte maanzaadkorreltjes rollen voor mijn voeten, mijn knietjes staan licht gebogen.
Ik hoor mijn achternaam roepen.








Toevallig bij AH


Toevallig bij AH

Ze stond voor mij, in de rij bij AH XL. Een donkere huidskleur, een jas met teksten zoals love, power, star en cool, in roze-neon letters op haar zwarte winterjas. Witte houten Zweedse klompen- die je vroeger veel zag- had zij aan haar voeten. Best een beetje koud voor deze tijd van het jaar.
Ik stond achter haar.
'Bonus?' hoorde ik haar zeggen tegen het meisje van zestien dat achter de kassa zat.
'De bonuskorting wordt aan het einde, op de bon verrekend met het bedrag,' zei de jonge caissière in een mooie volzin.
De vrouw in de stoere jas begreep het niet.
'Bonus,' herhaalde ze alsof ze het voor het eerst vroeg, en hield ter verduidelijking haar half bruinbrood omhoog.
'De bonus wordt verrekend met het eindbedrag,' zei het meisje van zestien, nu in iets kortere versie van haar eerste zin.
Dit kon lang gaan duren, vermoedde ik en keek naar een andere rij.
Weer verkeerd gekozen, dacht ik.
Een half bruinbrood en zes blikken euroshopper bier moesten worden afgerekend en lagen te wachten op de juiste prijs.

Ik bezit een 'people help the people' mentaliteit, wat soms ietwat bemoeizuchtig kan overkomen, en omdat ik onlangs had besloten het jaar te beginnen met het voornemen, 'bemoei je er niet mee' en dit voornemen nog vers was -het was net februari- zei ik niets.
Oftewel, ik wilde wel wat zeggen maar deed het niet.
Ik zuchtte als plaatsvervangende uiting van mijn hulpverlenersgevoel en begon de vrouw te observeren die voor mij stond om vervolgens, -o,gottegod, o,gottegod- te denken, misschien heeft ze asiel aangevraagd, of is ze net uitgeprocedeerd, misschien is ze wel illegaal of heeft ze een alcoholprobleem want, zes blikken bier om 10 uur 's morgens, etcetera.
Laat ik het medeleven noemen.
Ze lijkt niets te snappen van alles maar het woord 'bonus' kent ze, alhoewel ze dat alleen in AH moet zeggen en weer niet bij de ABN, dan heeft het een hele andere betekenis, maar dit terzijde.
Ondertussen schiet het niet op.

Haar verleden zal wel zwaar zijn geweest, zo'n zwarte bladzijde in haar leven, van vroeger, met alle ellende van dien, denk ik en jemig, staat ze hier te vechten voor haar bonusrecht!
Ik zeg niets maar het is toch wat.
Een ander meisje van vijftien, met een bezem liep langs. Dat was haar taak in AH XL, vegen.
Ze keek en schoot haar collega te hulp door wat te rammelen op de kassa en zei vervolgens, '84 cent, alstublieft, in de bonus, mevrouw.'
Dat ging ineens snel.

De tas van mevrouw kwam tevoorschijn.
Toen gebeurde het.
Een piepklein portemonneetje, van schitterend goud, lakgoud, zo glimmend, met een piepklein zwart streepje erop, kwam tevoorschijn.
Ze gaf haar geld, deed het wisselgeld er in terug en huppekee, weer in de tas.
Zo'n klein portemonneetje, was vast het gouden randje in haar bestaan.
En daar ging ze, met haar bonusbruinbrood en blikken bier.
Blij was ik en aan de beurt.
'Bonus?' vroeg ik en wees op mijn sinasappels.