zondag 16 oktober 2011

Keukenprinses

Ik heb een afzuigkap die zoveel lawaai maakt; je bent in een klap geheel afgesloten van de buitenwereld. 
Maar soms, als je gaat vis bakken zoals nu, moet dat ding aan. Op volle kracht loeit hij en zuigt het de geuren weg. Ik zet ook altijd mijn raam open en ja, dat weet ik, iedereen weet het, dat is beter van niet. Dat raam moet dicht anders komt er verwarring in wie de geur zal afzuigen of verversen. 
Het zal mij een zorg zijn; een raam open vind ik prettig.
Dus, afzuigkap aan, raam open, lekker fris met de vis!
Als de visjes pruttelen in mijn koekenpan maak ik altijd oogcontact met de blusdeken en de brandblusser. In slechts een korte blik zet ik mij op zeker met deze apparatuur. Laat ik zo zeggen, ik zeg dan heel stil tegen mij zelf, 'kijk, daar staan ze hoor.' Dat stelt mij gemoed gerust tijdens het kookproces.
Maar goed. 
Ik bak vis en bak ook nog aardappeltjes erbij, zo gezellig met rozemarijn er door heen geworpen. Geurt heerlijk. Vroeger deed ik dat in de oven maar dat duurt mij toch even een eeuwigheid! Of, ik hanteer het verkeerde blaassysteem, hete-lucht onder of boven of allebei of gewoon oven. Ik doe wat verkeerd en zo duurt het bijna een avond voor je die gezellige gebakken aardappelen met rozemarijn op tafel zet. Tikkie overdreven maar daarom liggen de schijfjes nu in de pan. Dat schiet tenminste op.
Het is dus druk op het gasfornuis. Alles spettert en klettert, ook nog een pannetje met wortels van de bos, dus ja, dan kan het gebeuren, ik spreek uit ervaring, dat op een of andere wijze er een vlam in de pan springt. 
De vlam in de pan is geen leuk verschijnsel en het is mij nu twee maal overkomen.
Altijd met vis.
Je schrikt je rot en ik reageer vreemd. 
Nog nooit zo zacht zeg ik dan, ' help.' Een heel klein help-roepje is het. Te klein om te horen.  
Dus in deze volgorde; vlam in pan, kleine help en dan fase drie.
Wonderbaarlijk genoeg springt de vlam ook uit de pan. Zonder dat mijn hersens denken aan blusapparatuur, is die vlam al huiswaarts gekeerd. 
En weet je waarom? Door die afzuigkap. Ja, dat blijkt mijn redder te zijn, die dat kleine roepje om help hoort. 
De koolstoffilter die ergens verstopt zit, draagt zorg voor de redding. En verandert door die vlam in duizenden korreltjes. 
Moet je wel gelijk naar meneer Handyman voor een nieuwe maar dat is dan ook weer goed geregeld in je keukentje.
Het is mij toch wat.
Even terug naar de vis.
De vissen zien er mooi uit en de aardappeltjes geuren heerlijk. Worteltjes klaar en 'tring'  zegt mijn ouderwetse keukenwekker. Met mijn kleine, fijne, geruite blauwe pannenlapjes, (ze komen uit de speelgoedwinkel, meer zeg ik er niet over), pak ik de pannen en zet het eten op tafel.
Geen vlam in de pan vandaag.
Ik voel mij een keukenprinses.
Gered door de afzuigkap.
En we leefden nog lang en gelukkig.

zaterdag 15 oktober 2011

Rotterdam

Het zonnetje scheen vandaag en dat was sowieso al bijzonder. Het was al een beetje koud buiten en eigenlijk wilde ik dat het even zomer was. 
Het seizoen was vergeten om dit jaar een zomer te geven, maar ja. 
De herfst deed nu al zijn best met haar act de présence, dus het was een beetje te laat. 
Geen zomer.
Wat jammer.
De lucht leek roze en de wolken lichtblauw en grijs.
Het nieuwe jaargetijde nam de tijd om haar entrée te maken.
En wij, mijn zus en ik namen de tijd om onze entrée in Rotterdam te maken.
De skyline, mooie gebouwen en zonder dat ik het wilde dacht ik aan de oorlog.
Op een kerk die wij zagen stond een mooie tekst, 'zingen maakt je blij'. Die Rotterdamse God was toch een vrolijkerd. 
Rotjeknor, zei onze opa.
We hadden een afspraak met nichtje A., de dochter van onze andere zus. En met nicht J., de dochter van de broer van onze moeder.
Met nichtje spraken we Nederlands, Frans en Engels, met de andere nicht en haar ouders Rotterdams. Een kleurrijk bezoek, als de herfst zo mooi.
Om gelukkig van te worden.
Alweer.
Ongeveer 50 jaar geleden waren nicht J., haar ouders en de onze, samen op vakantie.
Het zand in Bergen aan Zee was onze zandbak. Het Zeepaardje geeft ons allemaal herinneringen nu.
Daarna leefden we onze levens en zagen elkaar te weinig.
Maar nu voelde ik het weer, het familiegevoel. Net als een seizoen, zomers warm, als we spreken met elkaar of winters koud als we elkaar even vergaten.
Herfstig kleurrijk als wij samen lachen of als de lente zo nieuw zoals we elkaar gisteren weer zagen.
Het was zo mooi nicht J.weer te zien.
En haar ouders. 
En even zaten we weer in het zand en leek het echt zomer.
Het was warm in Rotterdam.











donderdag 13 oktober 2011

Blaadje

Vanmorgen werd ik al vroeg gewekt door veel lawaai. Het geluid was van de boomzaagmachine die bij de flat stond. In woorden is zo'n geluid niet te beschrijven of ik kan een poging doen.
'Hiiiiing, hiiing' lijkt het meeste er op. Of zoiets. Het is een oorverdovend lawaai, dat is zeker.
Ik liep naar mijn keuken en zag vanuit mijn raam op acht hoog een gele 
telescopische kraan. Een kundige machinist zag ik manoeuvreren met een boomtop die aan het touw verbonden zat. Beneden op de straat raasde de houtzaagmachine en ineens drong het tot mij door.
Mijn boom was weg. De boom die al hoger dan acht hoog was gegroeid, was verdwenen.
Dat deed toch even pijn want juist deze boom was speciaal. 
In de herfst bleven zijn bladeren langer groen dan van de andere bomen om hem heen. De warmte van de twaalf hoge flat was duidelijk daar een oorzaak van. 
Als het ware stond die boom er altijd warmpjes bij, zo dicht naast de flat. 
Je hebt global warming en boom warming, zal ik maar zeggen.
Maar goed, juist die boom was nu weg. En het geluid was eigenlijk het vermoorden van zijn takken en bladeren. En dit allemaal op de vroege morgen in oktober.
De zon scheen zelfs vandaag.
Ik keek veel naar die boom en in de herfst keek ik nog meer. Een spannende tijd was het altijd omdat ik uitkeek naar de dag dat het een na laatste blaadje er af waaide. En dan bleef het laatste blaadje er wel een week aanzitten!  Het maakte mij gelukkig, dat blaadje. Iedere herfst weer.
Vanmorgen is dit geluk mij abrupt ontnomen en was ik het zomaar kwijt. Ik kijk nu in het niets. Geen boom meer te bekennen.
Geen laatste blaadje dit jaar. 
Ineens keerde het blad van de boom om als een blad van een boom.
Zo zie je maar weer.



Pluk de dag.

Ik vind het fijn om aardig te zijn, voor een ander en mijzelf. Ik geniet als een ander geniet en ben blij als ik iemand blij kan maken. 
Een prachtige interactie waar ik van houd. 
Laatst gaf ik een feest omdat ik mijn geboortedag vierde. Ik genoot van de mensen die er waren en mijn gasten genoten ook. 
Dat doet mij goed, erg goed zelfs.  
Toch is het niet zo eenvoudig, zoals ik jaren dacht, om mensen blij te maken om mij heen. Sommige mensen kunnen niet blij meer worden en zijn ook niet meer gelukkig te maken, vrees ik. 
En dat is jammer. 
Soms valt een opmerking verkeerd of iets wordt verkeerd begrepen of verkeerd gelezen, meestal in een e-mail. 
Ik kan, ondanks mijn leeftijd  (een jaar verder dan vorige week), niet goed omgaan met mensen die onaardig doen of zijn. Gelukkig ben ik er in mijn leven ook niet veel tegengekomen.
Daar bof ik maar mee.
Sinds kort ken ik een paar onaardige personen.
Ze hebben ook moeite om aardig voor hun zelf te zijn maar daar kan ik niets aan doen.
Ik houd niet van onaardige types die plotsklaps een onverwachte nare reactie naar je toe smijten terwijl je zelf het zo goed bedoelde.
Dat overkwam mij laatst.
Tjee, denk ik dan.
Ik heb het er maar moeilijk mee.
Nu heb ik beloofd om aardig te blijven tegen mijzelf en denk nu, voor die onaardige, ach, laat maar, of erger, zak in de stront of zoiets. In ieder geval probeer ik kalm te blijven en laat die types in hun sop gaar koken.
Makkelijk gezegd maar het valt niet mee.
Een nieuw levensjaar dient zich aan en ik wil van dat jaar genieten want voor je het weet is er geen volgend jaar.
Dat weet je maar nooit.
Pluk de dag of carpe diem. 
Mooie mensen om mij heen, daar geniet ik van.
En af en toe een niet mooie.
En dan, laat maar, denken.
Tja.
Ik zou liever niet zeggen, ' je bent nooit te oud om te leren' . 
Maar toch.




donderdag 6 oktober 2011

Vosje

In een interview in het blad Natuurmonumenten las ik een verhaal over Irene, de zus van koningin Beatrix. Zij vertelde daar over haar Magic Moment.
Een moment van betovering door de natuur. Van verwondering en stilte. Zo'n moment waar je mond even laat openstaan en niets kan en wil uitbrengen. Na haar periode van praten met bomen, had Irene het nu over zo'n moment. En ze gaf het een naam, een Magic Moment.
Ik begreep Irene wel.
Zo'n moment beleefde ik laatst, zomaar. 
Toen ik nog niets wist van de naam van het moment, werd ik in verwondering stil. Mijn mond viel open terwijl ik glimlachte. 
Ik zag een vosje en het vosje keek mij aan. Naast het fietspad, in het gras. 
Op weg naar een kop koffie in Parnassia, keek dit vosje mij aan, met zijn bruine kraaloogjes.
Ik stapte van mijn fiets.
Ik had nog nooit een vos in het echt gezien, nou ja, een beetje wel, maar die vos was dood.
Mijn oma had een vosje, als sjaal, dasje om haar oma-halsje in de winderige herfst. Dat was toen gewoon, dat vosjes dood om een hals hingen.
Ik herkende de staart. En de kleur. Ik werd getroffen door de kraaloogjes.
Een coup de foudre, door de bliksem getroffen in liefde voor een vosje.
Ik riep na mijn moment van verwondering naar 'vriend' die stevig door fietste op zijn Batavus. Vriend hoort mijn roep zelden dus ook nu niet.
Dat was jammer.
Maar toch.
Mijn eigen moment van betovering.
Irene had zo'n moment ook, had ik begrepen.
De vos verdween in de duinen en ik reed weg op mijn fiets maar keek toch nog even om.
De natuur is mooi.