vrijdag 13 juli 2012

Vrijdag de dertiende

Vanaf 6.00 uur vanmorgen klonk er buiten een alarm en om de 30 seconden jengelden verschillende tonen, zelfs mijn oorproppen -waar ik tegenwoordig mee slaap- konden het geluid niet filteren. 
Irritant was het en vervelend.
Zodoende besloot ik vroeg uit de veren te gaan en douchte snel. 
Mijn bloed moest gecontroleerd worden en ik moest 'nuchter' aldaar verschijnen.
Geen koffie dus.
Geen beschuitje.
De deurbel klonk. Verbaasd was ik, op dit vroege tijdstip en opende de voordeur.
'Ik kom uw deur schilderen, kunt u hem open laten staan?'.
'Ik moet even weg, maar later is het goed,' zei ik en deed ondertussen mijn jas aan.
Naar het bureau voor bloedafname was het niet ver fietsen. Het regende flink en al druipend kwam ik daar aan.
In de wachtkamer was niemand en ik keek naar de afschuwelijke schilderijen die er hingen en vroeg mij af wie zoiets had gemaakt. Bloemen, zo groot en zo lelijk.
Maar goed.
Er kwam een man binnen.
'Heeft u een nummertje getrokken', vroeg hij.
'Nee,' antwoordde ik, 'maar dat kan ik natuurlijk alsnog doen.' Ik stond op en rukte een nummertje uit de automaat, nummer 47. Voor de man trok ik er ook een, nummer 48, geen verrassing dit getal.
Ik overhandigde het nummertje en de man keek blij.
'Je weet maar nooit ,' zei hij. 
'Ja,' zei ik om het gesprek pratende te houden, 'voor je het weet staat er een bus voor vol met mensen en wordt het het dringen hier.' 
'Ach ja, je bent voorbereid, hé,' zei de man en hij meende dat serieus.
En dat is een waarheid als een koe, maar toch.
De stilte van de wachtkamer kon je bijna horen en ik moest lachen.
De man niet.
Hij keek naar zijn nummertje met een tevreden gezicht en ik was blij dat ik hem gelukkig had gemaakt op deze druilerige morgen.
Thuisgekomen deed ik de voordeur open en riep 'ik ben er weer' richting schilder. 
Snel zette ik koffie en maakte mijn beschuitje onder het genot van de verflucht. 
Toen ontving ik een lief sms-je van mijn dochter over een hondje wat zij zag, een mooi verhaaltje had zij gemaakt op deze vroege morgen op haar telefoon.
Ik glimlachte en zo maakte zij mij gelukkig. 
Zomaar op deze regenachtige vrijdag de dertiende juli.











zondag 8 juli 2012

Wachten op de trein.


De Brompton vouwfiets stond tussen hen in en zij kusten elkaar innig, voorzichtig en pril. Aan de ene rug hing een zware rugtas met drinkfles gepropt in het zijvakje, aan de andere rug een tas maar dan zo een met een schouderband over de schouders, losjes op de heupen hangend en voorzien van een tekst.
Hun voorhoofden plaatsten zich tegen elkaar, hun haren kwamen met elkaar in contact, de huid bleef onaangeraakt.
De vouwfiets bleef tussen de twee in staan, niet op slot.
De trein zou komen om 21.42 uur, over enkele minuten zouden ze vertrekken, samen en met de vouwfiets.

Links van mij stond een ander stel, hij met een racefiets en een tasje op zijn rug met de winkelnaam, waar de fiets vandaan kwam. De vrouw danste naast hem van verliefdheid, deed wat uitdagende bewegingen en hoopte dat de pas-gekochte-racefiets-vriend dat zou appreciëren. Trots als een pauw, op zijn fiets, beantwoordde hij haar bewegingen met een vreemde houding, fietsbewegingmakende benen, handen stevig vast aan zijn gekromde racestuur; het leek wel een paringsdans.

Uit de grote tas op de rug verscheen de I-Pad en -hoe romantisch om te zien- werden de oordopjes verdeeld, een dop in het ene oor, de andere dop in de ander. De vouwfiets deinde mee op de ritmische bewegingen die hun lichamen maakten. De fiets was gelukkig van het type vouw en bleek het ritme vouwloos aan te voelen.
Ze lachten, hun monden bewogen en hun stemmen klonken luid terwijl de muziek gedeeld in hun oren speelde.

Op zijn racefiets waren twee bidons bevestigd op het frame dat naar de trappers leidde. Hoopvol richtte zij haar blik op deze flessen; zou dat een stille hint zijn dat ze een keer samen zouden fietsen over de Veluwe of zo, of was hij slechts een dorstig type?
Haar zonnebril danste op haar haar en ze hoopte dat ze deze man met racefiets-met- twee-bidons zou verovereren als vriend, dat zag je, daar hoefde je geen bril voor op te zetten.

De trein leek te naderen, zijn hand pakte het racestuur in het midden vast, omklemde het met een handgreep zodat de vingers naar voren gekruld om het stuur zaten; zijn andere arm zwaaide om zijn loop stoer te begeleiden.
Zij huppelde er naast, de mindfulness workshop had zij vast laatst gevolgd, haar hoopvolle ogen richten zich vol aandacht op hem.
Hij liep rechtop, fier en de trotsheid op zijn pas veroverde fiets uit de fietsenwinkel -waarvan naam op de rugzak- was te zien.

De Brompton werd dichtgevouwen, de trein was er 21.44 uur.
De draad van de oortjes verdween naar de ene rugtas. De schoudertas werd bleef dicht.

Hij kuste hem.

Zij raakte hem aan.

En de trein vertrok, het was inderdaad zelfs iets later dan 21.44 uur.