zondag 22 december 2013

Soepzootje


Over het algemeen lukken ze altijd, mijn pannenkoeken, die meestal meer op een crêpe lijken, maar vandaag niet.
Ik had eigenlijk geen zin om er eentje te bakken, dat zal het geweest zijn, want slechts één pannenkoek bakken had toch iets eenzaams hoewel tien pannenkoeken bakken voor jezelf ook weer een beetje raar is.
De kreet, 'nood breekt wetten' motiveerde mij terwijl ik mijn zelfgemaakte broccolisoep uit de diepvries pakte.
Tijdens het roeren in die groene drab, -het ziet er niet uit- oftewel de broccolisoep van verse broccoli uit Italië, groot geworden door de Italiaanse zonnestralen, daarna gekookt in de kippenbouillon van het uit de biologische winkel verkregen blokje, zachtjes zwemmend in gezuiverd kraanwater dankzij de Brita filter, terwijl ondertussen in de koekenpan een mengsel van geneeskrachtige okergele kurkuma, zwarte peper uit de molen pruttelt. Deze symbiose zo'n drie minuutjes comfortabel verwarmen in wat olijfolie uit de eerste persing, een teentje knoflook, vers, en een uitje, ook vers, toevoegen, en dan zachtjes met de houten spatel die massa mengen in de soeppan -de bouillon, broccoli, kurkuma, uitje, knof, peper-, alles zachtjes laten koken, zo'n 25 minuutjes om uiteindelijk de stoere staafmixer in de groene substantie te plaatsen ten einde een heerlijke soep te verkrijgen.
Daarom kreeg ik trek in die pannenkoek.

Ik wierp de laatste twee eieren met het laatste restje meel uit een pak en het over de datum restje melk in een maatbeker, paste handmatig de garde toe om dit tot een pannenkoekmengsel te creëren en tijdens het pruttelen van de broccolisoep vulde ik, met dit beslag, de bodem van de koekenpan.
Al voor het omkeren, besloot het mengsel wat zich voor beslag uitgaf, zich niet te vormen tot een pannenkoek. Bij het aanraken vertoonde het onmiddellijk scrambled eggs kenmerken.
De teleurstelling maakte even meester van mij toen ik besefte dat de pannenkoek niet rond zou gaan worden: deze vorm was tijdens het bakproces snel verloren gegaan.
Een soep met een zootje was het geworden, samengevat als soepzootje.
Maar toen.
Ik sloot mijn ogen en dichtte denkend aan pannenkoeken zie ik grote ronden geurend naast mijn broccolisoepje staan.
De kracht der suggestie in combinatie met de dichter Marsman.
Ik at het soepzootje op.
Het stormde buiten, de kerstboom verlichtte mijn kamer, er was een knal in de verte.

Een gelukkig 2014 wenste ik iedereen.
(en deed eventjes mijn ogen dicht)






Oortjes


Hij stond in de lift, een jongen van een jaar of elf, stoer zijn ene been over zijn andere geslagen, met de juiste broek en look, zijn haartjes strak op zijn hoofd, keiharde muziek aan, ritmische dreunen knalden uit een niet zichtbaar apparaat verstopt onder zijn leren jack, waarvan de kraag omhoog stond.
Ik stapte in de lift, drukte op acht en zei hallo.
Hij zei niets, zijn pose bleef onverstoorbaar, hij keek naar de grond, zijn muziek bleef op hetzelfde geluidsniveau.
Ik weet eigenlijk niet of hij er echt naar luisterde of dat het bij zijn pose hoorde.
Ik draaide mijn hoofd opzij en keek hem aan, om non-verbaal een boodschap te zenden dat ik niet zo gesteld was op deze decibels.
Zijn wenkbrauwen vertoonden enige opwaartse beweging wat had kunnen duiden op een non-verbale communicatie, zoiets van -nou en, wat nou-.
Ik draaide mijn hoofd terug om mij te bezinnen op -ja, wat nou- en wilde eerst ritmisch mee gaan tikken met mijn voet, op zoek naar het aantal beats per minute maar besloot hem dat te besparen.
'Heb je geen koptelefoon?' vroeg ik, mijn hoofd wederom opzij gekeerd.
'Wat?' riep hij boven zijn muziek uit.
Ik herhaalde het woord koptelefoon en hij keek mij vol verbazing aan.
'Dan hoef ik niet mee te genieten,' trachtte ik nog nader te verklaren maar toen zijn wenkbrauwen zijn haargrens bijna raakten zag ik in, dat ik niet op dezelfde golflengte zat dan de jongen.
Ik besloot er een handeling aan te verbinden, zette mijn tas op de grond en deed mijn handen om mijn oren.
Dat werkte.
'Oortjes,' zei hij.
'Ja,' zei ik, want ach, zo beroerd ben ik ook weer niet om mij vast te pinnen aan het begrip koptelefoon.
De muziek vulde nog steeds de inhoud van de lift.
Hij wroette in zijn broekzak en ineens werd het stil. Hij leek in ieder geval het knopje voor het volume of misschien zelfs het aan en uit knopje gevonden te hebben maar nee, de oortjes had hij niet, vermeldde hij in de stilte die inmiddels was ontstaan. 'Die heeft mijn zusje,' zei hij terwijl de lift net stopte.
'O,' zei ik nog toen hij wegliep.
Maar dat hoorde hij niet.
Nu begreep ik het wel, hij had geen oortjes.
Kon hij niets aan doen.
Dat kwam door zijn zusje.






woensdag 20 november 2013

Tram 25 in Rotterdam


Tram 25

Een onvervalst Rotterdammers accent met de vraag of ik een plaatsbewijs heb zingt mij toe. En waar de reis dan wel naar toe gaat is de volgende vraag.
'Iependaal' zeg ik.
'Dan zit je goed' zegt hij. 'En waar kom je vandaan?'
Van het centraal wilde ik eerst zeggen maar dat was een beetje flauw.
'Uit de buurt van Amsterdam' vermeld ik en op een of andere manier klinkt dat anders dan, ik kom uit Amsterdam.
'Hoe vin-je nou mijn stad' vraagt hij trots, wijdbeens staand en op zijn hart kloppend.
'Ik vind het hier mooi maar Amsterdam is ook prachtig' zeg ik hem.
De vergelijking, blijkt direct de aanleiding tot een professioneel verhoor.
'Controleren ze daar in de tram' vraagt hij met een serieus gezicht. 'Zelden' zeg ik, en kijkt hij mij gelukzalig aan. Zijn trotse Rotterdamse tramcontroleurshart zie je ter plekke zwellen. 'Die zitten alleen maar op hun billetjes, van die dichtgeknepen billetjes hebben ze, die Amsterdamse controleurs.' Hij laat zijn billen schudden, werkbillen zijn dit, wij zijn van de daden hier. Hij geeft nog even een klap op zijn eigen kont, dat ik het ook goed hoor, dat het echte werkbillen zijn.
Ik kan niet anders zeggen dat ik het erg gezellig vind in de tram in Rotterdam.
'Hoe vin-je het, die skyline, kijk nou toch, en zijn ogen dwalen door het raam in de verte. 'Bijzonder' zeg ik, en dat meen ik. Ongewenst dwalen mijn gedachten af naar de oorlogstijd alhier, maar lang heb ik niet om daar even bij stil te staan.
'Mijn wereldstad' roept hij en iedereen in de tram mag dat horen.
De volgende stop is voor een kerk, waarop staat, “zingen maakt blij”. Die Rotterdamse God is ook al zo'n vrolijkerd, mijmer ik.
'Ben je met trein gekomen' vraagt hij vervolgens, en hij is er nu bij gaan zitten. De tram is bijna leeg.
Ik knik.
'De kapsalon,' zegt hij lachend. 'Als je haar maar goed zit,' lach ik terug.
'Ik ben zo trots op mijn stad,' zegt hij ineens in diepe gedachten.
'Conny Janssen danst vind ik zo mooi' zeg ik. Hij kijkt mij aan, en zegt iets over de tramremise, terwijl hij naar buiten kijkt.
'Je ben-er, een mooie dag!'
Ik stap uit en hij zwaait.
Ik steek mijn hand op.

Kleurrijke herfstbladeren dansen vrolijk over de Rotterdamse stoep als de tram wegrijdt.








Zussen


Als zus nummer één door de wc-deur schalt hoe laat zij denkt, dat we naar de markt kunnen gaan, ontvang ik tegelijkertijd van zus nummer twee een whats app dat zij wel om 12 uur kan. Ik voel mij een totempaal tussen mijn zussen, een tam-tam, van zus één naar twee en weer andersom, en schetter vanuit mijn stoel terug door die wc-deur, dat zus twee om 12 uur wel kan terwijl ik ondertussen het antwoord van zus één whats app dat het goed is.

De op-de wc-zittende zus is tijdelijk neergestreken in mijn huis om even iets anders te zien dan de bergen waardoor zij wordt omringd in haar woonplaats in de Alpen; haar chalet staat daar al jaren, tussen de groene maar meestal witte bergen en dan ineens hunkert ze naar plat.
De bergen vallen haar aan, de bergtoppen komen haar keel uit, zegt ze dan.
Met ronkende motor ontvlucht zij haar naar koeienmest en houtkachels riekende oord, schiet de autobaan op en rijdt in ongeveer twaalf uur naar mijn huis, met slechts één plasstop en koffie uit de thermosfles.
Weg uit haar bergketen om zich zo spoedig mogelijk te nestelen in mijn flat op acht hoog.
Het uitzicht is weids met Hollandse luchten en als de wind verkeerd staat, heerlijke fabrieksgeuren maar zij geniet ervan. En daar gaat het om.

De andere zus, de whats apper, woont slechts 20 minuten met wind mee op de fiets, van mij vandaan.
Het plan voor vandaag is de markt.
Een uniek moment, de drie zussen samen want dat is bijna zelden mogelijk, dat we tegelijk kunnen. Altijd is er wel weer eentje elders maar vandaag niet.

Het is een mooie dag.
Als opperhoofd houd ik de organisatie in de gaten, ik ben de oudste tenslotte.
En zo spreken we af en hoe vreemd het ook klinkt, de ene zus gaat met de bus, het bergtype loopt en ik fiets naar de markt, alwaar wij hebben afgesproken in een koffietent.
Mijn verentooi wappert in de wind.
Gezusterlijk drinken we een cafe latte, een macchiato en een cappuccino- verschil moet er wezen- en lopen vervolgens al ratelend pratend in zinnen aanvullend en woorden half uitgesproken, naar de markt.

De verse vis het laatst, zegt zus één.
Deed mama ook altijd, roepen we.
Eieren, kip niet vergeten, zegt zus twee.
Kaas!

Wat is het toch fijn om een zus van mijn zussen te zijn.















vrijdag 11 oktober 2013

60


Zestig.
Het is wat.
Ik ben gisteren verjaard.
Het rijmt op bejaard maar dat is puur toeval, vermoed ik.
Vroeger dacht ik altijd dat je geen tanden meer zou hebben op je zestigste, jarenlang heb ik met hand en tand, -begrijp nu ook waarom het woord tand- mij verzet tegen alle vormen van slecht onderhoud aan mijn gebit, kortom met de hand poetste ik de tand, inmiddels elektrisch. Ooit had ik, jaren geleden (ik zeg niet toen ik jong was, dat klinkt zo zestig) een vals gebit in een glas gezien. Ik vond dat erg, heel erg zelfs, een schrikbeeld voor mijn toekomst. Dat nooit, heb ik toen gedacht.
Dus met die theorie, een gewaarschuwd mens telt voor twee, heb ik mijn gebit zorgvuldig, altijd tot in de puntjes, verzorgd. De tandarts is blij met mij.
Er zijn ook bepaalde woorden die men graag uitspreekt bij het getal zestig, zoals het woord ouderdom. Als je een kleine analyse toepast -de lettergreep- dan staat er ouder en dom. Kijk, dat is een joekel van een vooroordeel en omdat ik niet van vooroordelen houd zal ik dat woord niet in mijn vocabulaire opnemen.
Schrappen gewoon.
Zestig.
Even dacht ik een paar jaar geleden dat het anders zou lopen, en ik sta daar niet te lang bij stil maar met het gegeven dat ik er ben en kan zeggen 'hallo wereld, hier ben ik,' ja, ik kan zeggen dat ik heel dankbaar ben, iedere dag.
Zestig.
Geef je een feest, verzoekt de mens om mij heen.
Nee, mensheid, een feest doe ik niet. Omdat iedereen dat doet, doe ik het niet. Op mijn negenenveertigste levensjaar heb ik een leuk feest gehad, en zo ook op negenenvijftig. Ik vind negen een mooi getal dus ik ga voor de negenenzestig.
Een aardig streefgetal.
Zestig.
Een lijf van zestig, waarvan de beentjes al die jaren meetrippelen op deez' aard.
Ik merk dat de knietjes af en toe niet willen. Dat vind ik naar. Misschien teveel dansjes gemaakt, wie weet.
Daarom wilde ik deze week de kunstknie als geschenk, voor in de disco maar daar heb ik maar van afgezien, dat schijnt ook niet alles te zijn, die kunstgewrichten.
Bewegen is goed voor je, zegt men in de bladen en gelukkig maakt dat mij erg gelukkig. Trouw volg ik de lessen bij de balletdanser en fiets op mijn mountainbike met superbanden. En een dansje zo af en toe voor de lol. Goed voor de gezondheid- belangrijk voor iedereen- dus toch maar weer de broccoli met het visje van de markt.
Zestig.
Is dat oud of jong?
De NS biedt je als zestiger, kortingskaartjes aan, ok, dat is te accepteren. Maar het kan ook zomaar gebeuren dat iemand in tram, bus of trein jou een plaats aanbiedt.
Wilt u zitten mevrouw, vraagt de ander.
En dan voel je het.
Zestig.
Daarom ben ik tot de strategie gekomen, dat ik niet naast iemand ga staan die minder jaren heeft. Altijd meer, dan kan je nog zo'n vriendelijk knikje geven zo van, blijf jij maar zitten.

Zestig.
Ik ben er blij mee.
Vandaag mijn tweede dag.




donderdag 19 september 2013

Spike


Het hondje van mijn zus is niet meer. Gisterenmiddag sloot hij zijn oogjes.
Jarenlang trippelden zijn kleine vier pootjes elke dag met haar mee, van hot naar her, op vakantie, en overal waar hij mee naar toe kon.
En nu is hij er niet meer, vertrokken naar de hondenhemel, bij wijze van spreken.
Ik was altijd bang voor honden omdat ooit een buurjongen zijn hond mij liet achtervolgen en daarbij riep, pak haar. Sindsdien was de viervoeter niet mijn vriend maar met Spike's komst veranderde dit. Een klein fel en vrolijk Jack Russell hondje, met een propeller als staartje. Zo voorzichtig aan, kwam ik in zijn buurt en we zijn geëindigd als goede vrienden. Dat heeft hij mij toch mooi maar geleerd, die Spike-mans, zoals wij hem graag noemden.
Hij was 13 jaar en zelfs onze moeder heeft hij blij gemaakt en overleefd.
Tot gisteren dan.
Spike was al een tijdje erg ziek.
Benauwd, allerlei kwalen en zijn pootjes konden hem niet meer dragen.
Ach gottegot, zeiden we steeds meer tegen hem en iedere dag werd een beetje minder prettig voor hem.
Op 18 september was zijn kleine hondenleventje voorbij. Op dezelfde dag dat onze vader jarig zou zijn geweest, zodat wij deze dag altijd kunnen blijven herinneren. Spike sliep rustig in alsof hij aan zijn winterslaap begon.
De laatste dagen had Spike een bucketlist en heeft zich laten verwennen met koekjes, leverworst en allerlei verboden zaken; zelfs in het weekend heeft hij het herfstbos nog geroken.
Toch een klein cadeautje voor zijn neusje.
Zowel een mens als een dier mogen niet onnodig lijden, was de gedachte van mijn wijze zus. Ze ging voorbij aan haar eigenbelang, want ze had Spike vast nog jaren, in goede gezondheid dan, willen houden. Maar hij kon niet meer, het hondenleventje was op.
Spike had een mooi bestaan,en ik weet zeker als hij een hondendagboekje had gehad, dat dit boekje vol met leuke, lieve en fijne belevenissen had gestaan.
Ach, die kleine Spike.

Ik zal hem missen, mijn zus vast nog veel meer en haar gezin en familie ook.
Zelfs het meisje van de krant zal zijn blaf missen als de krant wordt ingegooid.
Geen woef, woef, woef meer.
Dag lieve Spike-mans!





zondag 18 augustus 2013

De slimste mens


Ik kijk zo af en toe naar 'de slimste mens', een quiz-programma dat wordt uitgezonden op Nederland 2, gepresenteerd door Philip Freriks en met verfijnde commentaar van Maarten van Rossum. Het is een vermakelijk zomeravond programma en omdat ik mij wil meten, zeg maar wil vergelijken met de slimste mens, zit ik klaar om 20.30 uur. Ik scoor aardig, zeg ik met enige trots en gelukkig hoort niemand mijn foute antwoorden en op een knop drukken hoef ik niet.
Nu was er laatst een vraag over appels, welke soorten je kende. Ik zat op scherp, een eitje toch? Elke keer als er een goede naam voor een appel werd genoemd, lichtte dit op in het overzicht.
Ik noemde een appelras, toen er een kandidaat -ik weet niet meer wie-, ook de naam James Grieve zei. Punt! dacht ik nog.
'Nee,' zei Philip resoluut. Hij keek nog eens op zijn lijstje, dat waarschijnlijk was samengesteld door jonge appeleters, nee, het stond niet op het lijstje. Geen punt!
De James Grieve is een appelsoort van vroeger, herinner ik mij. Enige kennis der appelnamen was mij toch wel bijgebleven.
Het werd niet goed gerekend, de James Grieve, wel de Pink Lady en de Jazz, Breaburn, zelfs de Golden Delicious mocht nog meedoen. Elstar was ook uit de kist op de lijst gekomen maar James niet. Cox wel, geloof ik.
Kennis is nodig om je tot een snugger, intelligenter en zeker de slimste mens te maken, het helpt sowieso als je iets onthoudt.
En daar zat Maarten, de slimheid vertegenwoordigend, als voorbeeldfunctie voor de slimste mens, en Maarten had geen commentaar! Ik durf te wedden dat hij ook weleens een James Grieve heeft gegeten, met zijn gezellige appelwangetjes! Een historische appel is het!
Philip woonde misschien te lang in Frankrijk, waar ze geen 'pomme' James Grieve kenden, c'est dommage...
Maar goed, er waren meer vragen.
Een van de-door-de-zure-appel-heenbijten-vraag was over de penis. Je moest zoveel mogelijk onderdelen van het apparaat noemen.
Maarten's wenkbrauwen stegen omhoog, en het was jammer dat ik net mijn frambozen met ijs at; bij het horen het onderdeel balzak, verloren de frambozen hun allure naast de bol ijs.
Ach ja.
Gelukkig verblijdde Maarten mij met de slimme uitspraak, door te melden dat hij niet van het woord knuffel hield.
Dat maakte mij blij.
En daarom kijk ik vanavond weer.










Metro


De metro stopte en de vrouw stapte binnen. Ze ging zitten aan de linkerkant maar snel verplaatste zij zich, daar was het te zonnig.
Aan de andere zijde zat een echtpaar achter elkaar op eenpersoonsstoeltjes, hun hond lag uitgeteld in het gangpad. Bij elke halte stond hij eventjes op, sjokte naar de deur en hield zijn neus in de warme buitenwind. Een meisje en haar moeder stapten in; ze kroop snel bij haar mams op schoot. Plotseling duwde ze haar ruggetje naar achteren, waarop de moeder in een reflex reageerde; ze pakte een bekertje drinken uit de tas en zonder een woord te zeggen, gaf ze het aan het kind.
De vrouw droeg een zonnebril en wroette in haar grote tas. Een koker kwam tevoorschijn, de rits ging open en de zonnebril maakte plaats voor de gewone bril die ze op haar neus plaatste.
Ze nam de twee kranten uit haar tas en begon te lezen.
Achter haar, ringelde een telefoon in de stilte.
'Ben er zo, nog drie haltes,' zei de man die tegen de deur aanhing.
Kort daarna stond de metro ineens stil. Er was een defect, technisch, zei de bestuurder ons. Het zou zo spoedig mogelijk worden verholpen, berichtte hij nog.
Op zo'n moment keek iedereen wat hulpeloos om zich heen maar niemand reageerde.
De man belde weer. 'Hé Bert, het duurt wat langer, we staan stil.' Ja, nee, zei hij nog.
Ik zat achter de vrouw met de bril.
Ze las de Metro en de Spits lag op het plekje op de stoel naast haar.
Ik las de kop even mee, ik kon het niet laten.
En toen ontstond deze gedachte, plotsklaps.
In de metro kan je de Metro lezen.
In de metro kan je de Spits lezen.
In de spits kan je de Spits lezen.
In de spits kan je de Metro lezen.
Kortom, de Spits en de Metro kan je in de metro, in de spits lezen.
Een spitsvondig woordspeling, die nergens op sloeg, maar toch. Had ik een zonnesteek soms?
De vrouw verwisselde de Metro voor de Spits.
Het kind dronk haar bekertje leeg en haar moeder geeuwde flink.
De hond en het echtpaar hadden hun ogen dicht.
Het probleem was opgelost, vermeldde de bestuurder en de metro zoemde en kwam opnieuw in beweging.
'We rijden,' zei de vrouw ineens tegen niemand.
'Ja,' antwoordde de man.
Een echte metroman, dat zag je zo.





vrijdag 12 juli 2013

Zomer


Mevrouw Zomer-Winter was haar naam, eigenlijk heette ze Jasmijn Winter. Toen ze met Freek Zomer trouwde, voegden de seizoenen zich samen.
Dit even terzijde.
Jasmijn's beste vriendin was sinds haar geboorte Willemijn Druiventak. Ze waren buurmeisjes van het eerste uur; eerst werd Willemijntje geboren in oktober en Jasmijntje precies twee jaar later op dezelfde dag. Jasmijn noemde Willemijn, Rozijntje toen ze klein was en dat is zo gebleven.
Vriendinnen door dik-en dun, en bij -dik- lag een zomers probleempje momenteel.
Rozijn had kleine grijze kroeskrulletjes en haar creoolse billen schudden meer dan ooit. Jasmijn kon je rondborstig volslank noemen maar toch, die zomerjurk paste niet meer.
'We worden te dik, Rozijn,' zei Jasmijn op een dag. En zo werd het serieuze plan, -Rozijn en Jasmijn doen aan de lijn- geboren.
Op een hongerdieet wilden ze niet, maar wel bewegen met een doel, namelijk de elegante zomerjurk weer aan te kunnen.
Toen 's avonds Jasmijn in de krant las over het buitenbad in de buurt zonder chloordampen, belde ze direct Rozijn. 'Geweldig,' schalde Rozijn door de telefoon, 'doen toch?'
Ze gingen eerst polshoogte nemen, om te kijken of er geen vreemde types rondliepen, want daar hadden ze geen zin in.
Het was een schoon zwembad, precies zoals ze in gedachten hadden.
Het seizoensbad opende de poort in het voorjaar en sloot in het najaar, dan werd het te fris aan de kuiten. Dat vonden de dames niet erg, tenslotte smaakten de koekjes beter in het najaar. En dan lag de zomerjurk weer in de kast.
Zo kwam het, dat ze iedere dinsdagmorgen om acht uur op de fiets zaten, richting zwembad. Jasmijn haalde Rozijn op en dan was het nog 15 minuten doorfietsen terwijl vogeltjes kwetterenden in de vroege zomermorgen.
In hun fietstas zat de zwemtas, met de roze handdoek die ze samen bij Zeeman hadden gekocht en, niet te vergeten, de plastic zak voor het natte badpak anders werd de tas zo nat.
De fietsen werden tegen het hek neergezet, dubbel op slot.
Samen omkleden in het hok en klaar voor de start!
Ze sprongen er gelijk in, dan was je er direct door, was hun strategie.
De zomerbries blies de extra golven in het bad. Het zonnetje scheen haar fluwelen stralen op de gebloemde badmutsen en het frisse water klotste tegen hun gevulde lijven gedurende 10 banen schoolslag.
Zonder zorgen, zonder koekje was het zomaar zomer.








vrijdag 31 mei 2013

Op de fiets


Ik houd van een geitje in een weitje en vanmiddag zag ik ze staan. Op deze laatste dag van mei, en nee, het was geen 31.5 graden maar wel 31.5, pakte ik mijn mountainbike en trok het wijde veld in. Vanuit Zaandam, mijn haren wapperend in de wind, voeten op de pedalen.
Het waaide harder dan ik had vermoed bij vertrek, en hoorde mijzelf hardop denken, zo van 'nou,nou, een straf windje'. Ik fiets altijd maar een kant op, richting de open velden en zie dan wel een bord wat mij de richting doet bepalen van de heen- en terugreis. Het toeval leidt mij, zeg maar.
Zo kwam ik vandaag uit in Oostzaan en zag het bord dat mij richting Purmerland leidde en dat leek mij wel wat voor deze winderige vrijdagmiddag. Versnelling hoog, mouwen opgestroopt voor het kleurtje en honderden sproeten sprongen onderweg op de armen.
Naar Purmerend zou ik nooit gaan maar Purmerland is een veld, weiland en veel sloten. Daar houd ik wel van, zeker als ik er door heen fiets, op de paden en weggetjes en de kleine ophaalbruggetjes over, zeker wel zes keer, kleine Alpe du HuZes-jes. Mooie huizen en af en toe een boerderij aan weerszijden van de weg, mijn hoofd schudt van links naar rechts en naar voor.
Rust, voeten op de pedalen, neus in de wind.
Wat fijn.
Soms schiet er een landelijke vraag naar binnen omdat ik bij het aanschouwen van de koe en het kalf, het paard en het veulen, de schapen met de lammetjes, de witte zwanen in het water met hun nestvlieders, de eend met pullen in optocht achter zich aan, ineens in de knel geraak met het geiten-kind. Altijd een grote liefhebber van de geit geweest en nu dit.
Moeder geit, vader bok en kind...geitje? Het antwoord kwam niet. Kleine geitjes hebben natuurlijk ook een aparte naam en ik wist het niet. Door velden en wegen trappend hield mij deze vraag bezig.
Het antwoord kwam niet.
En de vraag waaide niet weg.
In de lucht vlogen de kiekendieven piepend en nerveus mee, en natuurlijk de schreeuwende meeuwen, en jawel, ook een vrolijke zwaluw.
Die leidde mij af van de geitenvraag want met slechts een zwaluw is het geen zomer, dacht ik nog.
Dus hoopte ik tenminste op een tweede zwaluw om mijzelf gelukkig te maken.
Net toen ik werd ingehaald door een man op een racefiets met hele smalle rode bandjes, met een rood opzichtig shirt met teksten die zijn bierbuik sierden, zijn rode broek op het zadeltje, zijn bolle billen erom heen geklemd, en, de fietsende man die ook nog 'hoi' zei, onder zijn rode petje vandaan, ja, net toen mijn aandacht toch even afdwaalde hierdoor, zag ik de tweede zwaluw in de lucht vliegen.
Daar werd ik blij van.
31 mei was het toch even zomer, zomaar in Purmerland en ik zag het rode shirt, in de groene verte, doorfietsen; een mooi contrast.
Het windje bleef straf en ik zag een bord wat mij leidde naar mijn thuisfront alwaar ik direct googlede.
Kindje geit heet een lam. Net als het kindje schaap.
Nooit geweten dus.
Nu wel.

woensdag 22 mei 2013

Mei


Gisteren zat ik in de bus en reed naar het station. Het was koud, nat en mei.
De verwarming blies wat warme lucht in de ruimte, voor iedereen een beetje. Gedeelde smart is halve smart, heeft de chauffeur vast gedacht.
Ik keek uit het raam en zag zo'n bord waar de tijd, en temperatuur op werd vermeld en zag drie getallen staan, 21.5; ik was even verward. Die borden zijn ook niet te vertrouwen, dacht ik nog en de bus reed verder.
Ondanks mijn winterjas en vest extra, had ik het koud. Mijn benen zochten de warme lucht op in de bus.
We stopten bij een halte en een vrouw en een man stapten in.
'Heee, hallo, wat doe jij hier,' hoorde ik ineens achter mij. Altijd gezellig om erna de conversatie te gaan volgen. 'Nou, werk,' zei de ander en snel daarna, 'koud, hé, niet normaal toch. Het is eind mei, zit je hier met je Uggs aan je poten.'
'Niet normaal joh! Ben je kleddernat, loop je met je wollen muts op je kop! Ik eet snert vanavond, bij dit snertweer,' zei de ander lachend.
Ik dacht aan erwtensoep en werd er een beetje misselijk van, alleen al bij de gedachte. Zuurkool had ik nog wel liggen in mijn koelkast- er blijven altijd een worst en zuurkool achter als verstekelingen na de winterperiode- maar gatsie, in mei zuurkool met worst eten, daar moet ik toch niet aan denken. Mijn gedachten over wintereten in een prille zomerse maand botsten, ondanks dat er vandaag niets pril is te voelen van die zomer.
De twee praatten iets minder luid verder en langzamerhand was ik bij het station aangekomen. De trein ging binnen twee minuten dus het was even haasten, en dan tegelijk er bij denken, niet vallen, niet vallen. Het lukte deze keer prima, geen klap op de trap, en weldra zat ik in de trein.
Ik nestelde mij op de ns-klapstoel.
De regen sloeg tegen de ruiten en ik zag de koeien in de wei met de kont in de wind staan. Altijd mooi om te zien.
En dan komt het moment, dat je denkt aan van alles, wat je net hebt gezien en gehoord. Koud, 21 mei, regen en dat soort flarden van gedachten. En hoe het dan toch mogelijk is dat ineens een kwartje valt, dat wat ik ongeveer 20 minuten geleden op dat bord zag staan, ineens in goede orde wordt ontvangen. 21.5 is natuurlijk 21 mei en niet de gewenste temperatuur die ik voor vandaag in mijn gedachte had geprogrammeerd. 
Mei, warm, Pinksteren en op een of andere manier wil je het dan warm hebben, zo'n 21.5 graden zou prima zijn.
'De wens is de vader van de gedachte' zegt men weleens; wat ben ik eens met die uitspraak en hoe kronkelend kunnen je gedachten zijn, waarbij 'zien is geloven' even niet werkt.
Vandaag is het koud, 12 graden, geen 22.5 graden maar wel 22 mei.
Tot eind mei geef ik de vader van de gedachte vrij spel.
Misschien wordt het volgende week vrijdag wel 31.5 graden.
Zomaar op 31 mei.




woensdag 27 februari 2013

Toevallig besta ik


Toevallig besta ik

Hij had van die bijzondere beentjes, ze schoven voorwaarts met de voeten iets naar binnen gezet, knietjes licht gebogen. Ik houd nog steeds van dat soort beentjes als ik ze zie lopen, ze vertederen mij.
Zijn haar was grijs, zal ongetwijfeld ooit zwart zijn geweest en bruine brutale kraaloogjes boven zijn blubberwangen sierden zijn gezicht, zijn trillende huid schudde alle kanten op wanneer hij challe brood bakte; hij was een Amsterdamse challebakker.
Lange, gelijkmatige strengen vlocht hij zorgvuldig in elkaar en het gouden randje aan de buitenkant, de korst van de challe moest goed doorbakken zijn, zo wilde zijn soort mensen het eten, knapperig bij de eerste hap, als de maanzaadkorreltjes kriebelden in je mond, zo proefde de challe het aller-allerlekkerste.
Bruine, bijna zwarte moedervlekken zaten verspreid over zijn gezicht, zijn huid leek spierwit ingekleurd te zijn tot diep in zijn poriën door het blanke meel waarmee de challes werden gebakken.
Schijnbaar, uit het niets, dacht ik even aan hem vandaag.
Aan zijn achternaam, mijn achternaam.
De achternaam van zijn onbekende vader die hij niet mocht dragen, de naam die teveel tot verbeelding sprak. Religies met verboden, die weinig met liefde hadden te maken; zijn moeder die ongehuwd achterbleef.
En ergens op een zwarte bladzijde werd zijn ware naam opgeschreven.
Zijn uiterlijk verraadde deze korte liefde, zijn gezicht kenmerkte hem als een echte challebakker. De bittere pil werd verguld; hij leefde zijn leven vol passie voor de challe. En als iemand wilde weten hoe hij aan die kop kwam, lachte hij vrolijk en zei, dat het door zijn vrienden kwam.

Toentertijd, heeft hij zijn vrouw en kinderen gered door die zwarte bladzijde van vroeger, zo pikzwart te maken in zijn geheugen, niet te noemen of zelfs eventjes te herinneren, geen geschreven letter wist hij meer.
Dat zijn gezin die reis naar het oosten in de verschrikkelijk trein niet heeft hoeven te maken, dat transport waar je zelden arriveerde op hetzelfde station waar je vertrokken was, dat was mazzel.
Heel veel mazzel.

Hij bakte de geurige challes tot hij er bij neer viel, hij was daar trots op als een pauw, een witte pauw weliswaar.
Het donkere verleden zat goed opgesloten in zijn ziel, zelfs toen hij heel oud was en terug ging in de tijd, stond zelfs Alzheimer voor een dichte deur.

Ik ruik mijn brood in de oven en weet nu waarom ik aan hem denk.
En als de zwarte maanzaadkorreltjes mijn lippen raken kijk ik naar buiten en zie dat de regenboog de zwarte hemel kleurt.
Ik mijmer.
Want als hij destijds, die naam had genoemd, die achternaam van zijn vader, dan had ik dit verhaal nooit geschreven.
Geen brood gebakken, geen regenboog ooit gezien.
Waren er geen herinneringen.
Hij was mijn opa.
En voor geen goud, zelfs niet op een randje, had ik het leven willen missen.
Zwarte maanzaadkorreltjes rollen voor mijn voeten, mijn knietjes staan licht gebogen.
Ik hoor mijn achternaam roepen.








Toevallig bij AH


Toevallig bij AH

Ze stond voor mij, in de rij bij AH XL. Een donkere huidskleur, een jas met teksten zoals love, power, star en cool, in roze-neon letters op haar zwarte winterjas. Witte houten Zweedse klompen- die je vroeger veel zag- had zij aan haar voeten. Best een beetje koud voor deze tijd van het jaar.
Ik stond achter haar.
'Bonus?' hoorde ik haar zeggen tegen het meisje van zestien dat achter de kassa zat.
'De bonuskorting wordt aan het einde, op de bon verrekend met het bedrag,' zei de jonge caissière in een mooie volzin.
De vrouw in de stoere jas begreep het niet.
'Bonus,' herhaalde ze alsof ze het voor het eerst vroeg, en hield ter verduidelijking haar half bruinbrood omhoog.
'De bonus wordt verrekend met het eindbedrag,' zei het meisje van zestien, nu in iets kortere versie van haar eerste zin.
Dit kon lang gaan duren, vermoedde ik en keek naar een andere rij.
Weer verkeerd gekozen, dacht ik.
Een half bruinbrood en zes blikken euroshopper bier moesten worden afgerekend en lagen te wachten op de juiste prijs.

Ik bezit een 'people help the people' mentaliteit, wat soms ietwat bemoeizuchtig kan overkomen, en omdat ik onlangs had besloten het jaar te beginnen met het voornemen, 'bemoei je er niet mee' en dit voornemen nog vers was -het was net februari- zei ik niets.
Oftewel, ik wilde wel wat zeggen maar deed het niet.
Ik zuchtte als plaatsvervangende uiting van mijn hulpverlenersgevoel en begon de vrouw te observeren die voor mij stond om vervolgens, -o,gottegod, o,gottegod- te denken, misschien heeft ze asiel aangevraagd, of is ze net uitgeprocedeerd, misschien is ze wel illegaal of heeft ze een alcoholprobleem want, zes blikken bier om 10 uur 's morgens, etcetera.
Laat ik het medeleven noemen.
Ze lijkt niets te snappen van alles maar het woord 'bonus' kent ze, alhoewel ze dat alleen in AH moet zeggen en weer niet bij de ABN, dan heeft het een hele andere betekenis, maar dit terzijde.
Ondertussen schiet het niet op.

Haar verleden zal wel zwaar zijn geweest, zo'n zwarte bladzijde in haar leven, van vroeger, met alle ellende van dien, denk ik en jemig, staat ze hier te vechten voor haar bonusrecht!
Ik zeg niets maar het is toch wat.
Een ander meisje van vijftien, met een bezem liep langs. Dat was haar taak in AH XL, vegen.
Ze keek en schoot haar collega te hulp door wat te rammelen op de kassa en zei vervolgens, '84 cent, alstublieft, in de bonus, mevrouw.'
Dat ging ineens snel.

De tas van mevrouw kwam tevoorschijn.
Toen gebeurde het.
Een piepklein portemonneetje, van schitterend goud, lakgoud, zo glimmend, met een piepklein zwart streepje erop, kwam tevoorschijn.
Ze gaf haar geld, deed het wisselgeld er in terug en huppekee, weer in de tas.
Zo'n klein portemonneetje, was vast het gouden randje in haar bestaan.
En daar ging ze, met haar bonusbruinbrood en blikken bier.
Blij was ik en aan de beurt.
'Bonus?' vroeg ik en wees op mijn sinasappels.



woensdag 30 januari 2013

De droom


-Exotic dinner in the dark- stond op haar uitnodiging. Ze trok haar zwarte jurk aan, ze was geen kleurrijk type, haar rode krullen kamde ze even.
Ze vertrok naar het restaurant.
De exotische ober wees haar de weg naar het donker.
Geen licht in de duisternis.
Zij proefde de sfeer in de roezemoezige kamer, ze luisterde naar smakkende mensen die -mmmmmmmmmmmm-, zeiden.
'Your dinner,' hoorde ze.
Honger had ze eigenlijk niet. Trek een beetje.
De duisternis leek te wachten op een kleur, haar mond op een belevenis maar dat had ze niet opgemerkt.
Kerrie rook ze plotseling en de kamer kleurde okergeel.
Paprikageuren, rode strepen door het okergele, oranje boven.
Haar handen betastten het eten, haar mond opende zich en haar tong ontving smachtend het eten, de zure en zoete smaken samen spelend, haar zoute lippen werden afgelikt, zoveel genot overviel haar.
Ze kwijlde ervan.
'The name of the food', vroeg ze aan de ober maar die rare naam vergat ze snel.
Ze verbeeldde zich dat de peperkorrels dansten in haar mond terwijl haar neus kriebelde.
Ze nieste, maar ach dat kan gebeuren.
Van schrik werd ze wakker.

De bloemkool was bijna klaar.




donderdag 17 januari 2013

De zoen


Aan het strand wandel ik en denk aan de kus.
De zoen is de kus. Zilt en zout.
Zo wil ik hem graag.
De wind waait zout op onze lippen, zijn mond wordt vochtig en o god, wat verlang ik naar die zoen, de kus.
De kus is een kristal.
Helder en zout is het vocht wat ik wil proeven.
Nog even en onze de tongen golven samen in één ruimte.
Maar de kus is een kwal, slijmerig, -zacht dat wel- maar geen zilte zoen.
Geen kristallen kus.
Ik vind hem lief, jawel.
En wandel verder langs de kust.

woensdag 9 januari 2013

Berlijn


Hij was niet zo hoog, eerder lager dan ik had gedacht, gekleurd door teksten was de ooit grauwe wand en over elkaar heen duikelden die geschreven teksten, gekke afbeeldingen en goede graffiti in een geweldig groot schilderij.
Geluiden van mensen die lachten, zongen en riepen. Geuren van voedsel op houtskool, vette luchten ook, zelfs weeïge maisgeuren vertroetelden mijn reukorgaan.
Percussionisten die drumden; dansende mensen.
Hoe bestaat het toch dat ieder mens anders is?
En tussen die vele mensen ontstond een onzichtbare, maar echter des te meer voelbare, verbintenis van creativiteit, vreugde, verdriet, leed, inspiratie: werkelijk een mooie mengelmoes van emoties stroomden in mij, gebundeld in geluk.
Ik kon het proeven, net zo als de maté-drank waar ik van genoot, gewoon met de fles aan de bek, zeg maar.
Lekker.
Geluk door de schoonheid van een groep mensen bij elkaar.
Berlijn, Flohmarkt am Mauerpark.
Die voelbare vrijheid.
En ik stond daar.

dinsdag 8 januari 2013

Geen het, geen een, geen de. (Verhaal zonder lidwoorden)


Hij at uit gevouwen karton, pasta van Julia. Hout was dat ding waar hij mee at, eetgerei voor pasta's en dergelijke.
Zijn broek at ook mee, dat zag je. Slierten pasta rolden tomatenpaden uit over zijn witte broek. Zijn vriend lachte.
Lawaai, plotsklaps, toen ineens hard materiaal van boven naar beneden rolde.
Haar tas viel.
Twee meisjes zaten op treden omdat er geen plaats meer was, geen zitplaats in ieder geval.
Ze riep om 'jezus' maar die had nu net kerstvakantie.
Haar computer was ingedeukt en zij riep nog harder, 'jezus' en 'kut.'
Tjeetje.
Hij at nog steeds Julia's pasta, morste weer.
Huiswaarts per trein, staand slingerend van rechts naar links schuddend, tegen elkaar aan, tassen rolden heen en weer.
Naar buiten kijkend, denkend aan spelletjes van vroeger, zoals geen ja, geen nee zeggen.
Spelletje -writer's block- speelde in mijn hoofd.
Gelukkig gaf dat geen vlekken of vloeken.