maandag 31 december 2012

Scrabble

Het moest er maar weer eens van komen, dachten we en zodoende was de doos scrabble onder uit de kast gehaald om op kerstavond een spelletje samen te spelen.
Stoffig was de rode doos, versleten door het gebruik, kale randen van de doos waren met plakband verstevigd.
Het was kerstavond, de kaasfondue stond klaar voor zo, de stokbroden waren nog niet gesneden.
'Ik doe niet mee,' zei de een.
'Hoe was het ook weer,' zei de ander.
En zo begonnen we. 
De vier plankjes met het ribbeltje, zodat de letters er niet af glijden, werden neergezet en het speelkarton werd geopend op tafel.
'Zeven letters,' zei de een en hij was de spelregels-man, dat merkte je direct. Ik begon, maakte mijn eerste woord van vier letters en wilde de andere letters toevoegen aan dat woord om nóg een woord te vormen.
'Nee,' klonk er vastberaden uit de mond van de man die de spelregels goed kende, 'zo hoort dat niet.'
Ik wist het.
'Wij hadden altijd onze eigen spelregels,' zei mijn dochter verontschuldigend tegen haar vriend die dus de spelregels wel goed had meegekregen van thuis.
Ik schaamde mij niet. 
Ik kon het weten eigenlijk; ik houd namelijk niet van spelregels en het was nou ook weer niet een losgeslagen zootje vroeger aan de scrabble tafel maar we hadden onze eigen regels, samen uitgevonden. Zeven letters en dan direct doorgaan, de letters opmaken, zolang je maar kon. Woordenboek er naast, dat wel maar creatieve taal werd zeker beloond, als je het woord kon verklaren en het klonk logisch én iedereen begreep het, dan werd het goedgekeurd.
Zo waren onze regels en zo werd het spel gespeeld, vroeger bij ons.
Blije kindergezichtjes toentertijd.
Een lachende mams erbij destijds.
Maar goed.
Het was nu jaren later.
Het echte scrabble werk diende zich aan.
Vier planken, twee teams, twee keer een eenling, een adviseur voor allemaal.
Dit is het spel, zo zijn de regels, werd er streng gezegd.
Het moest dan maar, dacht ik, voor de goede orde.
Zoon was aan de beurt en ik zag hem al glimmen wat verraadde dat er een fantastisch woord op de plank lag.
Op het bord waren al mooie woorden gevormd. 
Een daarvan was het woord 'loods'.
Een goed woord, een goede letterwaarde voor de punten, want ja, dat deden we nu ook. 
Die spelregel punten tellen en waarde van woorden en verdubbeling behoorde ook niet altijd tot de oude spelregels van toen.
Tja, toen.
De letters h-e-u-p werden voorzichtig tegen l-o-o-d-s gelegd.
'Heuploods,' zei hij trots, 'een opslagplaats voor kunstheupen, dat moet bestaan, denk ik,' zei zoon met een ernstig gezicht.
Hij werd bekritiseerd, en ja, ik vond het eigenlijk héél goed, dat woord. Maar dat was nog van "de oude spelregels tijd" en nu werd het niet goedgekeurd.
Het woordenboek heette nu I-phone, en een heuploods bestond niet.
De teleurstelling was groot. 
Ik kon dat begrijpen want zo waren mijn spelregels van destijds ontstaan.
Het bord stond inmiddels vol met mooie woorden.
Ook stond er het woord v-a-t-j-e-s.
Dat werd h-a-n-d-v-a-t-j-e-s door een slimme zet.
Goed gevonden, nietwaar.
Zoon had weer een goede, hij keek tevreden naar zijn plank en plaatste er e-x voor want tenslotte waren oude, niet gebruikte handvatjes toch exhandvatjes, maar nee, dat woord kwam ook niet door de ballotage commissie.
Ach ja.
We roken de kaasfondue en het werd tijd om te gaan eten.
De doos werd ingepakt en de steentjes werden er ingelegd.
Volgend jaar kerst maar weer.
Scrabble.
Toch gezellig.
Scrabble, zelfs met regels en exspelregels.








dinsdag 4 december 2012

Energie van oxxio.

Hij sprak haar aan met, 'zou ik heel eventjes van je tijd mogen gebruik maken?' en zij twijfelde betreft die tijd, smolt toen door zijn ogen en stamelde dus 'ja' en op dat moment geschiedde het.
Ze hoorde hem woorden zeggen, lachen en zag het witte papier met blauwe letters, in zijn hand een pen.
Maar dat was alles.
Verder zag ze niets.
Haar mond was droog geworden en haar groene ogen schitterden.
Een combinatie van spieren en spanning toverden een prachtige glimlach op haar mond.
Ja, ze was getroffen.
Door zijn energie.
Een bliksem leek het.
Un coup de foudre, zo noemde je dat, vertelde haar moeder later.
De man of jongen eigenlijk, die van haar tijd gebruik wilde maken, eventjes maar, daardoor was ze nu helemaal de kluts kwijt.
Ze stond roerloos stil, haar fiets had ze stevig vast en ze wilde nog boodschappen doen, dat was haar plan voor deze middag.
Ze zag zijn witte tanden en herinnerde die reclame van die tandpasta waarvan je tanden witter konden worden, die had hij vast gekocht, dacht ze. 
Die tandpasta moest ze ook zo maar kopen, flitste door haar heen.
'Okee, ik kan je antwoord noteren,' hoorde ze ineens en ze schrok.
Zij wist niet welk antwoord maar zei ja; eigenlijk wilde ze op alles wel ja zeggen nu.
'Dat is een geweldige beslissing en wij zorgen voor de rest,' zei hij en wat haar betreft mocht hij voor alles zorgen, ook die rest.
Maar goed.
Toen kreeg ze het koud, ze stond er al een tijdje.
Het begon ook nog te regenen.
Haar hoofd koelde af en ze voelde een pen in haar hand geduwd. Ze hoorde iets over energie, groen en goedkoop.
Zijn jas was blauw. Letters stonden erop.
O xx io, las ze.
O, dacht ze, xx, wat lief die kusjes.
Io, wat is io?
En toen voelde ze haar energie uit haar lichaam wegvloeien, en weet je, zijn tanden leken ineens een stuk minder wit.
Die blauwe jas met oxxio, een mooie jongen, een lijst en een pen en een enorm charme-offensief stond voor haar.
Ze gaf de pen terug en reed weg.
Ja, ze lachte nog even naar hem en om zich zelf.
Vol energie reed ze naar de supermarkt.
Tandpasta, niet vergeten, dacht ze nog.
Ze straalde.
Leuke jongens op de straat.
xx.





vrijdag 16 november 2012

Zakdoek


Er lag een zakdoek op de straat, een lichtblauwe. Gekreukeld, misschien met snot, dat weet ik niet. De zakdoek lag op de stoep voor het bejaardenhuis en het was nog vroeg, een uur of tien. Ik wandelde naar de bakker en mijn neus was koud door de wind.
Wie had hier 's morgens vroeg al gelopen, dacht ik en was misschien verkouden? Of was het iemand die gewoon een zakdoek in zijn zak had voor zijn neus zo af en toe af te vegen?
Wie had de zakdoek verloren, vroeg ik mij af.
Een herenzakdoek lag verlaten op de stoep, groot en vierkant. Het was geen dameszakdoek, dat zag je zo, want die is kleiner, soms rechthoekig, meestal vierkant, maar altijd kleiner dan de herenzakdoek.
Ineens vraag je je dan af waarom die dameszakdoek kleiner is. Hebben, wij dames, kleinere neusjes, zakjes of snotpegeltjes? Beetje raar toch wel.
In ieder geval is de papieren zakdoekfabrikant er niet op ingegaan, gewoon één vast formaat voor de kleenex zakdoek of welk ander merk dan ook.
Maar toch.
Die zakdoek, soms ook wel snotlap genoemd, lag daar eenzaam, verloren op de grond en oprapen doe je zoiets ook weer niet. Het bejaardenhuis met een zakdoek van de straat ingaan en dit aanmelden als gevonden voorwerp gaat te ver.
Dus deed ik dat niet.
Toch, zal de man, van wie de zakdoek is, in zijn zak tasten, als hij een snottebel voelt, een koude neus heeft of in de emotie schiet en zijn tranen wil drogen of slechts als gewoonte zijn zakdoek uit zijn zak wil halen; de man mist, hoe dan ook zijn zakdoek.
Snotverdikkeme, zal hij roepen.
Toch een tegenvaller.
Hij voelt nog in zijn andere zak. En kijkt op de grond.
Maar nee.
Voelt zich ongemakkelijk worden zonder zijn vertrouwde zakdoek en er zit niets anders op dan zijn neus ophalen. Of af te vegen.
En dan denk ik aan wat mijn vader zei -haal op die wekker, snot is lekker-.
Vreemde uitdrukking maar wel eentje van mijn vader.
Dus, voor mij gewoon.
Over mijn vader gesproken, de volgende herinnering, betreffende de zakdoek.
In zijn broekzak zat er altijd ook een. Met zo'n streep aan de zijkant. En wilde hij iets niet vergeten, dan ging er een knoop in, op het hoekje. Dan zag je hem 's avonds met gefronsde wenkbrauwen kijken naar die knoop, waarom die in godsnaam door hem daar, in de loop der dag, erin was geplaatst.
Ach ja.
Ik moet bekennen dat ik hem ook weer gebruik, de katoenen zakdoek, hoewel ook dat pakje kleenex in de tas zwerft.
Maar toch, mijn voorkeur is katoen.
Ik heb er zelfs een paar van vroeger, bewaard in een laatje. Ook eentje die mijn moeder heeft gemaakt van een oud overhemd van mijn vader; dat zou je nu hergebruiken noemen maar dat was gewoon oerhollandse zuinigheid.
-Met die zuinigheid en vlijt,- want juist ja, -daar bouw je huizen mee als kastelen-.
Maar dit terzijde.
Toevallig reed ik, op de fiets, weer langs dat bejaardenhuis, het was nu middag inmiddels.
Ik dacht aan de zakdoek en keek op de stoep.
Weg was die.
En ja hoor, daar liep een man.
Hij snoot zijn neus.
Met een grote katoenen zakdoek.
Snotverdorie, dacht ik en fietste verder en mijn neus was koud.





woensdag 7 november 2012

Japie

Op een dag zat hij daar, in het hoekje van de badkamer, boven in de douchecel. Hij hield zit vast aan de muur, vlakbij het luchtrooster dat weer in verbinding staat met de keuken. Dat is een knappe prestatie, dacht ik, hier te komen op acht hoog met acht poten. 
Het is gezellig en ik wissel zo af en toe een woordje met hem.
Het lijkt er op dat ik in mij zelf praat maar dat ontken ik ten zeerste; ik start een kleine conversatie met een klein wezentje, slechts acht poten bezittend en een klein koppie. Echt niet veel herseninhoud vermoed ik, dus kleine zinnetjes over niets.
Meer zo van- hallo, ben je er nog- of, -koud hoor vandaag-. Zoiets.
Ik ben inmiddels er zeker van dat hij een ver familielid is van Sebastiaan, je weet wel, waar het niet goed mee is gegaan. Niet iedereen zal deze mededeling begrijpen maar dan zeg ik, 'ken uw klassiekers.' Een vreemde uitdrukking maar die schoot mij zo te binnen.
Sebastiaan, het is niet goed met hem gegaanluidt de beroemde zin.
En hij, daar in het hoekje is een familielid, van moeder's kant, meen ik.
Maar met hem gaat het goed. Daar zal ik zorg voor dragen.
Zo nodig ik nu even niet iemand uit die ineens hard gaat gillen bij het zien van Japie. 
Ja, zo heet hij. 
Niet dat hij zich voorgesteld heeft of zo.
Ik spreek hem aan met zijn voornaam, Japie. Ik geef hem bestaansrecht, om hier te blijven. 
Een naam.
Dus diegene waarvan ik weet dat zij gaat gillen als een keukenmeid maar dan in de badkamer, mag hier even niet logeren. Daar is het risico te hoog voor, dat zij mijn badkamer gillend uitrent en zal ik, noodgedwongen Japie moeten verwijderen. Om den donder gaat dat niet gebeuren.
Japie zit daar en doet niets. Hij eet zelfs niks. Slechts een- of tweemaal per dag vallen er waterdruppels, zeg ik hem gedag en dat is de enige voeding voor geest en lichaam die Japie tot zich kan nemen.
Maar goed. 
Het punt is dat vriend komt. En vriend neemt ook een douche hier.
Hij kan Japie opmerken en dan zeggen, zoiets van, weet je dat er iets in dat hoekje zit?
Ik kan ontkennend antwoorden, niet helemaal naar waarheid maar het moet maar. Het is een zaak van leven en dood, tenslotte.
Ik zal met nee antwoorden.
En hij zal het benoemen.
Een spin.
'Zit daar, zie je dat niet,' vraagt hij dan.
'O,' zeg ik dan verbaasd en vastberaden tegelijk.
'Dat is Japie, de broer van Sebastiaan.'
Hij kijkt mij aan of hij het in Keulen hoort donderen.
Ik kijk dan naar Japie. 
Met zijn acht poten op acht hoog.
Leuk toch.
Een spin.






vrijdag 13 juli 2012

Vrijdag de dertiende

Vanaf 6.00 uur vanmorgen klonk er buiten een alarm en om de 30 seconden jengelden verschillende tonen, zelfs mijn oorproppen -waar ik tegenwoordig mee slaap- konden het geluid niet filteren. 
Irritant was het en vervelend.
Zodoende besloot ik vroeg uit de veren te gaan en douchte snel. 
Mijn bloed moest gecontroleerd worden en ik moest 'nuchter' aldaar verschijnen.
Geen koffie dus.
Geen beschuitje.
De deurbel klonk. Verbaasd was ik, op dit vroege tijdstip en opende de voordeur.
'Ik kom uw deur schilderen, kunt u hem open laten staan?'.
'Ik moet even weg, maar later is het goed,' zei ik en deed ondertussen mijn jas aan.
Naar het bureau voor bloedafname was het niet ver fietsen. Het regende flink en al druipend kwam ik daar aan.
In de wachtkamer was niemand en ik keek naar de afschuwelijke schilderijen die er hingen en vroeg mij af wie zoiets had gemaakt. Bloemen, zo groot en zo lelijk.
Maar goed.
Er kwam een man binnen.
'Heeft u een nummertje getrokken', vroeg hij.
'Nee,' antwoordde ik, 'maar dat kan ik natuurlijk alsnog doen.' Ik stond op en rukte een nummertje uit de automaat, nummer 47. Voor de man trok ik er ook een, nummer 48, geen verrassing dit getal.
Ik overhandigde het nummertje en de man keek blij.
'Je weet maar nooit ,' zei hij. 
'Ja,' zei ik om het gesprek pratende te houden, 'voor je het weet staat er een bus voor vol met mensen en wordt het het dringen hier.' 
'Ach ja, je bent voorbereid, hé,' zei de man en hij meende dat serieus.
En dat is een waarheid als een koe, maar toch.
De stilte van de wachtkamer kon je bijna horen en ik moest lachen.
De man niet.
Hij keek naar zijn nummertje met een tevreden gezicht en ik was blij dat ik hem gelukkig had gemaakt op deze druilerige morgen.
Thuisgekomen deed ik de voordeur open en riep 'ik ben er weer' richting schilder. 
Snel zette ik koffie en maakte mijn beschuitje onder het genot van de verflucht. 
Toen ontving ik een lief sms-je van mijn dochter over een hondje wat zij zag, een mooi verhaaltje had zij gemaakt op deze vroege morgen op haar telefoon.
Ik glimlachte en zo maakte zij mij gelukkig. 
Zomaar op deze regenachtige vrijdag de dertiende juli.











zondag 8 juli 2012

Wachten op de trein.


De Brompton vouwfiets stond tussen hen in en zij kusten elkaar innig, voorzichtig en pril. Aan de ene rug hing een zware rugtas met drinkfles gepropt in het zijvakje, aan de andere rug een tas maar dan zo een met een schouderband over de schouders, losjes op de heupen hangend en voorzien van een tekst.
Hun voorhoofden plaatsten zich tegen elkaar, hun haren kwamen met elkaar in contact, de huid bleef onaangeraakt.
De vouwfiets bleef tussen de twee in staan, niet op slot.
De trein zou komen om 21.42 uur, over enkele minuten zouden ze vertrekken, samen en met de vouwfiets.

Links van mij stond een ander stel, hij met een racefiets en een tasje op zijn rug met de winkelnaam, waar de fiets vandaan kwam. De vrouw danste naast hem van verliefdheid, deed wat uitdagende bewegingen en hoopte dat de pas-gekochte-racefiets-vriend dat zou appreciëren. Trots als een pauw, op zijn fiets, beantwoordde hij haar bewegingen met een vreemde houding, fietsbewegingmakende benen, handen stevig vast aan zijn gekromde racestuur; het leek wel een paringsdans.

Uit de grote tas op de rug verscheen de I-Pad en -hoe romantisch om te zien- werden de oordopjes verdeeld, een dop in het ene oor, de andere dop in de ander. De vouwfiets deinde mee op de ritmische bewegingen die hun lichamen maakten. De fiets was gelukkig van het type vouw en bleek het ritme vouwloos aan te voelen.
Ze lachten, hun monden bewogen en hun stemmen klonken luid terwijl de muziek gedeeld in hun oren speelde.

Op zijn racefiets waren twee bidons bevestigd op het frame dat naar de trappers leidde. Hoopvol richtte zij haar blik op deze flessen; zou dat een stille hint zijn dat ze een keer samen zouden fietsen over de Veluwe of zo, of was hij slechts een dorstig type?
Haar zonnebril danste op haar haar en ze hoopte dat ze deze man met racefiets-met- twee-bidons zou verovereren als vriend, dat zag je, daar hoefde je geen bril voor op te zetten.

De trein leek te naderen, zijn hand pakte het racestuur in het midden vast, omklemde het met een handgreep zodat de vingers naar voren gekruld om het stuur zaten; zijn andere arm zwaaide om zijn loop stoer te begeleiden.
Zij huppelde er naast, de mindfulness workshop had zij vast laatst gevolgd, haar hoopvolle ogen richten zich vol aandacht op hem.
Hij liep rechtop, fier en de trotsheid op zijn pas veroverde fiets uit de fietsenwinkel -waarvan naam op de rugzak- was te zien.

De Brompton werd dichtgevouwen, de trein was er 21.44 uur.
De draad van de oortjes verdween naar de ene rugtas. De schoudertas werd bleef dicht.

Hij kuste hem.

Zij raakte hem aan.

En de trein vertrok, het was inderdaad zelfs iets later dan 21.44 uur.

donderdag 14 juni 2012

Oranje

Gelukkig zijn er nog meer kleuren dan oranje, dacht ik vanmorgen en misschien was het handiger geweest als de koningin mevrouw de Bruin had geheten. Het bruine monster werd de voetbal ook wel genoemd, heel vroeger toen de bal nog van bruin leer was en een bruin vermoeden had ik gisteren al.
Maar goed.
Je zet die tv aan en 'onze' jongens, want zo heet het elftal tegenwoordig, renden in allerlei kleuren schoenen, met armen vol tekeningen, om het zo maar te noemen maar met oranje outfit het groene gras op. De bal was rond en wit.
Ze renden alle kanten op, de Duitse mannschaft er door heen rennend en dat duurde wel twee maal 45 minuten, met een pauze ertussen. Dat is een flinke tijd, op de fiets ben je in 90 minuten toch ver van huis. Wandelend of rennend iets minder ver, maar goed, dit terzijde.
Zij waren dat ook, letterlijk en figuurlijk, na die 90 minuten ver van huis. Onze jongens hadden kansen hoorde ik. De verslaggever deed zijn best om zo positief mogelijk te spreken over 'onze' jongens maar goed, het mocht niet baten.
Gelukkig schrok ik even op uit mijn boek, dat ik had gepakt omdat het niet zo boeide, door die ene goal. En een lichte hoop hoorde je in de stem van de reporter. Ik keek weer even naar de tv.
Ik ben geen voetbalfan eigenlijk maar voor 'oranje' maak ik even een uitzondering. Ik kan zelfs krijsen op de bank, vloek nooit maar dan wel, maar nu bleef het stil in mij. Ik had er niets mee, gisterenavond en ik dacht een wedstrijd is een spel waarbij de beste wint, meer niet. Ik ben een leek op voetbalgebied en sinds gisterenavond weet ik dat ik dat ik dat graag wil blijven.
Ik heb vandaag nergens last van, geen hoofdpijn, geen depressie, geen pijn in mijn hart of ogen van tranen, niet aangeslagen, nee niets van dit alles.
Ik had een oranje doekje hangen uit mijn raam met oranje knijpers vastgemaakt om in stijl te blijven. Het was een nieuw fris dweiltje, gekocht bij de Action.
Dat hing daar als  support dus ik heb zo ook mijn bijdrage geleverd aan onze jongens. 
Ze hebben nog een kans, zei de verslaggever na de uitslag 2-1 en eerst wilde ik mijn oranje dweiltje gewoon gaan gebruiken maar nu heb ik het doekje zorgvuldig opgevouwen.
Voor die kans voor de volgende keer.
Dweilen met de kraan open, zeggen ze wel eens, maar ja, dat slaat ook nergens op vandaag.
Het leven gaat voort, het is wat stiller buiten dan gisteren lijkt het, gelaten geluiden hoor ik.
Nu schijnt de zon....
Maar morgen regent het weer.
En de bal is rond, ook voor onze jongens.

donderdag 29 maart 2012

Madeleine schrijft.: Mevrouw Winter

Madeleine schrijft.: Mevrouw Winter: 'Alie heeft nog nooit haar balkonnetje schoongemaakt', zei de vrouw. Ze zat in een rolstoel, zo'n geleende van het ziekenhuis. Haar voeten w...

Mevrouw Winter

'Alie heeft nog nooit haar balkonnetje schoongemaakt', zei de vrouw. Ze zat in een rolstoel, zo'n geleende van het ziekenhuis. Haar voeten waren ingezwachteld.
'Ze heeft wel twee pannetjes gekocht', zei de vrouw en keek mij aan of ik het wel hoorde.
'Dat nou weer wel', zei de vriendin die haar rolstoel had geduwd. 
Wat de pannetjes met het balkon te maken hadden vatte ik niet.
Maar goed.
'Nou, haar van de overkant, daar erger ik mij kapot aan', zei de vrouw fel en keek naar mij.
Ik keek de andere kant op en deed alsof ik haar niet hoorde.
'Ze pikt steeds die parkeerplek in', ratelde ze verder.
De vriendin keek ook de andere kant op.
Er was niets te zien aan de andere kant maar toch. 
Je moet wat.
'Ja, weet je, als ze mijn naaimachine op tafel zien staan dan kennen ze mij helemaal vinden', tetterde ze.
Nu keek ze in het rond.
Men moest horen dat ze de koningin was op de naaimachine.
Maar niemand reageerde.
De vriendin keek nog steeds de andere kant op.
'Nou, toen kwam Jenny ook nog om te vragen of ik haar gordijnen wilde maken, voor de caravan, met zo'n strook eraan, ik ga maar op de grond zitten met die naaimachine, dan zien ze me tenminste niet!', schalde ze nog luider.
Er viel even een stilte.
'Doe dat maar niet,' zei de vriendin die nu naar haar keek. 'Moet je niet doen met die voeten,' zei de vriendin serieus.
Ze meende het echt.
'Doe niet zo mal', antwoordde ze.
De vrouwen keken elkaar aan.
'Zal ik je stoel omdraaien,' zei de vriendin, 'kan je de andere kant opkijken'.
Dat vond mevrouw wel een goed idee.
Ik hoorde mijn naam, stond op en liep richting behandelkamer.
'Ik ben aan rozenstruik blijven hangen, bloeden joh!', hoorde ik nog.
Vriendin leek het geklets zat te worden en zuchtte.
Ik liep mee met de assistente. 
'Kom je mij nog halen,' vroeg de vrouw in de rolstoel dwingend.
'Ik weet niet wie u bent,' zei de assistente verbaasd.
'Nou dat weet je toch, ik ben mevrouw Winter!', zei de vrouw.
'Nee, dat weet ik niet', antwoordde de assistente en dat vond mevrouw Winter heel jammer.
Dat zag ik.









dinsdag 21 februari 2012

Arie

Arie is een grote man, lief en altijd goedlachs. Arie heeft hele grote handen en was ooit kampioen worstelen toen hij jong was. Arie is de held van mijn zoon, al jaren.
Arie woonde niet ver van ons vandaan en als je om de hoek van de straat op de stoep bleef lopen was je al bij het huisje van Arie. Een klein huisje met een woonkamertje vol met tierelantijntjes, herinneringen en gezelligheid.
In dat huisje wonen Arie met zijn vrouw, die ook nog eens Vrouw heet, ja, echt waar en ze wonen er al heel wat jaren.
Eerst woonden ze naast dat huisje dat zelfs ietsje groter was, geloof ik, maar toen zijn ze verhuisd naar het kleine huisje. Waarom ben ik eigenlijk vergeten.
Maar goed, de verhuizing was zo gedaan, van huis naar huis.
Mijn zoon houdt van Arie, vanaf het moment dat hij zijn grote vriend is geworden. 
Arie kon dingen vertellen en verzinnen die geen ander mens kon verzinnen of misschien was het wel echt gebeurt, dat wist je nooit. Geloven deed je het altijd.
Want Arie kon alles, zei mijn zoon beslist, toen hij nog klein was.
Het contact verwaterde toen zoon echt groot werd maar tja, echte liefde roest niet dus zoon ziet Aar weer.
En dat vindt zoon fijn want Arie zit voor altijd in zijn hart. Vrouw ook trouwens.
Maar nu is Arie ziek, we hoorden dat vorige week. En dat is niet fijn, voor Arie zelf, voor Vrouw zijn vrouw en ook zoon vind het maar niks.
Want Arie is zijn held. En ja, helden moeten altijd helden blijven en niet ziek worden.
Arie is net jarig geweest en is nog wat jaartjes van de tachtig verwijderd. Dus, ja jong is hij niet maar het lijkt wel of Arie niet oud kan worden.
Het moest niet mogen, zou Arie ineens zomaar kunnen zeggen. Arie kan altijd mooie zinnen zeggen, die zo mooi zijn, woorden van vroeger, je blijft genieten.
Oud worden is slechts een leeftijd die elke keer verandert, denk ik maar. Vond je vroeger zestig jaar oud, dan is het nu jong. Mensen van zestig zijn niet meer oud. Er zijn zeventigers te vinden in sportscholen en aan de finish van de Damloop. Beginnende zeventigers maar ook late zeventigers kunnen kwieker zijn dan beginnende tieners en late twintigers van nu.
Maar goed.
Dat zal mij een zorg zijn.
Het gaat nu even om Arie.
Arie is ziek.
Dat kan gebeuren. Er heerst altijd wel iets.
Maar Arie moet maar weer gauw beter worden.
Grote mannen zijn sterk hoor, zei zoon vroeger.
En vandaag zei hij het weer, jaren later.
Arie, de grote lieve man.
Zijn held.
Voor altijd.

dinsdag 14 februari 2012

Valentijn

Samen liepen ze door Albert Heijn, het trekmandje trok zij. Hij keek en pakte een pak jus d'orange uit het vak. 'Als je er twee neemt zijn ze in de bonus', zei zij tegen hem. Hij keek haar aan als een kind dat pas leerde boodschappen doen. 
'In de bonus', vroeg hij vragend. 
'Dan kan je twee pakken nemen en is er eentje gratis', zei zij ter verduidelijking.
Hij keek haar aan en hoorde het in Keulen donderen, dat zag je meteen.
Zijn hand pakte een pak jus d'orange voor de tweede maal.
'Die andere vind je toch nog lekkerder', zei ze, toen de man net een keuze had gemaakt en een tweede had gepakt.
Hij keek nog even naar de soorten sap maar vond het wel best zo, met die pakken van "coolbest" . 
Zijn blik sprak boekdelen en haar blik keek verliefd naar die boekdelen. 
Gelukkig bleef hij bij zijn besluit en koos het pak sap waar hij van hield. Hij wist tenslotte zelf wel dat hij die smaak lekkerder vond.
Ze liepen verder en keken verliefd.
Soms naar elkaar.
Soms even niet.
Zij volgde hem met het blauwe trekkarretje en haar wangen bloosden van liefde.
Zijn ogen keken dromerig naar haar maar ook als hij niet naar haar keek. 
Het was een apart stel, dat wel.
Maar goed.
Ze liepen naar de kassa, legden de pakken sap en andere spullen op de band en betaalden. De sticker voor de Muppet actie wilden ze niet, ze schudden allebei fel hun hoofd.
Tot zo ver leek de liefde voor elkaar groots, ook bij de kassa.
Ze liepen de winkel uit.
Nou ja, bijna dan.
Toen ze samen de uitgang naderden zagen ze de vele bloemen staan. Die stonden er altijd maar vandaag leken de bloemen uitbundiger, roder en wellicht duurder, vermoedde ik.
De harten van Valentijn hingen in de boeketten, dat verkocht vast beter. Sliertjes hingen vrolijk aan de rozen.
Hij keek naar de bloemen en zij keek naar hem. Je zag de verwachting in haar verlangende ogen glinsteren.
Zijn hand reikte naar een rode roos en hij voelde heel zachtjes aan de blaadjes.
Blind van liefde was hij niet, leek het, maar twijfelend van aard, dat weer wel. Daar had hij ook al last van bij het jus d'orange- en andere sappen vak.
Haar wangen bloosden nog roder dan de roos, zij straalde helemaal.
Maar toen.
Ik zag het gebeuren. 
De hand trok zich terug, zonder de roos er in. Haar ogen vulden zich vol teleurstelling, het verlangen naar de roos was even zo groot.
De dag van Valentijn was het vandaag, wist zij.
Zijn hand pakte de boodschappentas en hij liep de winkel uit. 
Zij liep achter hem aan.
Een drama leek het even.
Misschien wist hij niet van zo'n dag en zij wel.
Misschien was hij niet zo erg verliefd en zij wel.
De tragiek leek groot maar duurde kort.
Zij lachte en keek hem weer verliefd aan. Haar wangen nog steeds rood.
Hij keek zelfs ook even naar haar.
En soms is dat gewoon genoeg.
Zonder roos van Valentijn.
Maar vol van liefde.







zondag 5 februari 2012

Winter

'In Limburg was het al eerder,' zei de man die achter mij zat in de trein. Ik kon zijn gezicht niet zien maar luisterde graag naar zijn betoog. 'Mijn vriendin woont daar,' vertelde de man tegen de man die hij niet kende en die net was ingestapt in Castricum en nu tegenover hem zat. 'Vrij ben ik,' vervolgde de man, 'ik zie wel wanneer het warm water gaat regenen,' lachte hij luid. 'Heb je dan al vorstverlet,' vroeg de andere man. 'Heet dat zo?' vroeg hij verbaasd. 'O, ja dat zal wel,' zei hij twijfelend, 'ik wist niet meer hoe dat heette. Ze sneeuwen daar ook al, in Limburg of hoe heet het, sleeën bedoel ik. Naar mijn vriendin ga ik nu en ik zie wel wanneer ik terug kom,' lachte hij luid.
Vorstverlet en sleeën, ach hij had zo lang deze woorden niet meer uitgesproken en bijna vergeten dat ze nog bestonden.
De trein snelde als een gele sliert langs de schitterende witte velden en reed nog net op tijd. Het was vroeg in de morgen. De sneeuw was maar net aan het vallen en de vlokken vlogen met de Oostenwind mee naar hun bestemming. Het werd snel wit buiten, een paard probeerde de vlokken van het veulen te halen met zijn snoet, een tevergeefse poging. Het winterlandschap werd meer en meer betoverd in een witte wereld.
Vanmorgen was ik vertrokken van de Noordzeekust waar de duinen langzaam koud werden en het helmgras poogde te blijven zwaaien door de sneeuwvlokken heen. Het strand werd een witte vlakte in korte tijd, er werden duizenden zandkorrels verstopt onder nog eens duizenden kristallen van sneeuw. De wind waaide hard uit het Oosten en zelfs de kwallen vonden het te koud om op het strand te gaan liggen. Snijdende wind, zei mijn vader altijd vroeger. Even moest ik door de wind aan hem denken en de tranen rolden over mijn gezicht. De winter maakte hem ook blij en in het fotoboek van jaren terug herinnerde ik mij de foto van de sneeuw, met de verstopte boomstam eronder. Hij won er een prijs mee, destijds.
Ach ja. Die pap.
De zon scheen zo nu en dan heel fel, de wind waaide. Mensen leken te ontdooien in een vriendelijk soort, in deze kou, waar ze gewoon met elkaar praatten of zelfs zomaar gedag zeiden. Je hoefde elkaar niet eens te kennen en een glimlach had je zo gewonnen als je naar een ander keek. De lach werd beantwoord met een wederlach. Medelijden ook, zo'n gezicht van gezamenlijk leed wat ons allen trof als we door de geklonterde sneeuw heen glibberden. Kinderen leken meer te gillen, alle geluiden werd gedempt door de sneeuw.
Kon het maar altijd sneeuwen, dacht ik.
Het is winter.
Even tijd om te genieten, te wandelen, te glimlachen.
Want het is zo weer voorbij.





woensdag 25 januari 2012

Mooi oud.

In het hoekje, bij het raam zat de vrouw. Haar vriendelijke, lieve blauwe ogen keken naar buiten, naar de zee en de hoge golven. Buiten waaide de wind hard, golven vielen over elkaar heen en rolden op het strand. Als cadeautje gaf de zee schuim, de wind speelde er mee, de honden renden er achter aan.
Zandkorreltjes vlogen door de lucht.
De vrouw zat tegenover een andere vrouw, misschien haar dochter of kleindochter of een vriendin.
Terwijl de vriendelijke vrouw het glas vasthield met witte wijn, keek ze steeds even naar de grond. Ondertussen zaten de twee vrouwen volop in gesprek; misschien toch familie van elkaar, dacht ik even.
Ik vond de vriendelijke vrouw mooi.
Haar rimpeltjes en grijze haren versierden haar lieve gezicht.
Ze genoot, was blij, dat zag je zo.
Haar geluk kon je aflezen in haar ogen.
Op de tafel lag een grote bruine bol met sla en ander beleg ertussen.
De vrouw praatte en at, lachte en ineens keek ze zorgzaam naar de grond.
Dat was vreemd.
Een ander jong stel ging naast het tafeltje van de vrouw zitten; de vrouw van dat stel had een donker hanenkam-achtig kapsel en leek daar blij mee te zijn.
Ach ja, alles kan.
De 'hanenkam' ging zitten en keek ook naar de grond, tussen de twee tafeltjes in.
'Doen, zei mijn zoon' hoorde ik de vrouw zeggen tegen haar en 'ik ben er zo gelukkig mee.'
Op de grond lag een hond.
De hond was oud.
En heel stil.
De hond van de vrouw met het vriendelijke gezicht.
'Ik heb 'm al jaren en het komt door mijn zoon, die vond dat ik het moest doen' vertelde de vrouw stralend.
De 'hanenkam-vrouw' knielde en aaide de hond.
De blauwe ogen van het mooie gezicht met rimpeltjes waren vol blijdschap. Ze keek bijna nog blijer naar de grond dan naar de vrouw tegenover haar.
De hond kon ik niet zien, op de grond, naast de voeten van de vrouw lag hij trouw.
Wat mooi, dacht ik.
Op deze manier oud worden of al zijn.
Lekker eten in een restaurant bij de zee.
Genieten van je wijntje, je hond en gezelschap.
Ik zuchtte ervan.
Gelukkig oud worden; ik kijk om mij heen hoe je dat doet.
Dat is voor later, zeg maar.
Als ik ook oud wordt.
Deze vrouw komt in mijn top tien.
Met stip.




dinsdag 17 januari 2012

Sluitertje

Ik houd er niet van. 
Die dingetjes waar je een zakje mee kunt dichtmaken, het sluitertje ofte wel, de sluitstrip. Er moet altijd wel een zakje dicht maar niet met zo'n friemeldingetje van plastic met een ijzerdraadje er in verstopt.
Ik word er helemaal kriegel van, van zo'n ding.
De zak krentenbollen die ik net gekocht heb is voorzien van een brede stoere stevige sluiter met datum erop en ja, dat is weer een ander soort in het sluiter assortiment.
Ook van die dikke houd ik niet.
Daar zitten wel twee ijzerdraadjes in verstopt.
Als je een doos met plastic zakjes koopt, krijg je er een hele rits sluiters bij, je kan bijna een sluiter winkel mee beginnen!
Jaren lang doe je met die dingen.
Uiteindelijk gooi je ze weg want ja, wat moet je ermee? Alle zakjes zijn al op en je houdt er altijd minstens tachtig over.
Vuilniszakken, ook zo iets, daar zijn ze verstopt in de rol. Als je ze nodig hebt kan je ze niet vinden en dan ineens rollen ze eruit! Is net bijna je rol zakken op! Een hele rits met lange sluiters valt je toe!
Een knoop in de volle zak is efficienter want echt, de sluiter constructie is al los voor je de kliko bereikt.
Dondert alles uit je vuilniszak. 
Heb je dat weer.
Moet je met je handen de resten van je eten in die zak proppen, die op de grond zijn gevallen uit die zak, en het sluiterje ligt kronkelend van het lachen er naast.
Tsja, blij word ik er niet van.
Sommige mensen die ik ken zijn er wild van. Van sluiters bedoel ik. Ik tref het in alle opzichten met lieve vriend maar wat betreft de sluiters niet. Hij bewaart ze in een potje, elke sluiter, dik, dun, lang, kort of wat voor vorm dan ook, hij heeft ze. Zijn hele familie is van de sluiter-verzameleraar-club. Ze zitten in potjes, laatjes en weet ik niet waar. Een sluiter-verzameling, echt waar. 
Niets geen irritatie, nee met een genoeglijk gezicht draaien ze vrolijk aan de ijzerdraadjes tot het zakje dicht is. Het sluitertje blij en zij ook.
Ik kijk er met grote verbazing naar.
Hoe kan iemand zo gelukkig er uit zien door zo'n sluiter.
Natuurlijk komt het voor dat ik ook een zak of zakje dicht moet doen, soms kan je  er gewoonweg niet omheen. Mijn liefde om een zak te sluiten ligt bij de knijper, kijk daar word ik nou weer gelukkig van. Alles wat dicht moet, wordt gesloten met een wasknijper. 
Zo doe je dat.
Huppekee, de knijper er aan vast en gesloten is de boel. Alles sluit met een knijper, neem dat maar aan.
Ik houd van knijpers en kijk zelfs in het buitenland altijd even in de supermarkt ter plekke welk modelletje in de mode is. In Frankrijk hebben ze hele, stoere, grote gekleurde knijpers en ik kan het dan ook niet laten altijd een pakje knijpers als souvenir mee te nemen.
In Amerika is het niets met de knijpers en dat is begrijpelijk omdat niemand daar weet waarom een knijper dient sinds de wasdroger bestaat. 
Maar goed, dit even ter zijde.
Sluitertje, waar heb ik het over.
Het staat niet eens in het woordenboek als woord, heb ik net gezien.
Knijper, dat wel.
Ik bedoel maar.