zondag 22 december 2013

Soepzootje


Over het algemeen lukken ze altijd, mijn pannenkoeken, die meestal meer op een crêpe lijken, maar vandaag niet.
Ik had eigenlijk geen zin om er eentje te bakken, dat zal het geweest zijn, want slechts één pannenkoek bakken had toch iets eenzaams hoewel tien pannenkoeken bakken voor jezelf ook weer een beetje raar is.
De kreet, 'nood breekt wetten' motiveerde mij terwijl ik mijn zelfgemaakte broccolisoep uit de diepvries pakte.
Tijdens het roeren in die groene drab, -het ziet er niet uit- oftewel de broccolisoep van verse broccoli uit Italië, groot geworden door de Italiaanse zonnestralen, daarna gekookt in de kippenbouillon van het uit de biologische winkel verkregen blokje, zachtjes zwemmend in gezuiverd kraanwater dankzij de Brita filter, terwijl ondertussen in de koekenpan een mengsel van geneeskrachtige okergele kurkuma, zwarte peper uit de molen pruttelt. Deze symbiose zo'n drie minuutjes comfortabel verwarmen in wat olijfolie uit de eerste persing, een teentje knoflook, vers, en een uitje, ook vers, toevoegen, en dan zachtjes met de houten spatel die massa mengen in de soeppan -de bouillon, broccoli, kurkuma, uitje, knof, peper-, alles zachtjes laten koken, zo'n 25 minuutjes om uiteindelijk de stoere staafmixer in de groene substantie te plaatsen ten einde een heerlijke soep te verkrijgen.
Daarom kreeg ik trek in die pannenkoek.

Ik wierp de laatste twee eieren met het laatste restje meel uit een pak en het over de datum restje melk in een maatbeker, paste handmatig de garde toe om dit tot een pannenkoekmengsel te creëren en tijdens het pruttelen van de broccolisoep vulde ik, met dit beslag, de bodem van de koekenpan.
Al voor het omkeren, besloot het mengsel wat zich voor beslag uitgaf, zich niet te vormen tot een pannenkoek. Bij het aanraken vertoonde het onmiddellijk scrambled eggs kenmerken.
De teleurstelling maakte even meester van mij toen ik besefte dat de pannenkoek niet rond zou gaan worden: deze vorm was tijdens het bakproces snel verloren gegaan.
Een soep met een zootje was het geworden, samengevat als soepzootje.
Maar toen.
Ik sloot mijn ogen en dichtte denkend aan pannenkoeken zie ik grote ronden geurend naast mijn broccolisoepje staan.
De kracht der suggestie in combinatie met de dichter Marsman.
Ik at het soepzootje op.
Het stormde buiten, de kerstboom verlichtte mijn kamer, er was een knal in de verte.

Een gelukkig 2014 wenste ik iedereen.
(en deed eventjes mijn ogen dicht)






Oortjes


Hij stond in de lift, een jongen van een jaar of elf, stoer zijn ene been over zijn andere geslagen, met de juiste broek en look, zijn haartjes strak op zijn hoofd, keiharde muziek aan, ritmische dreunen knalden uit een niet zichtbaar apparaat verstopt onder zijn leren jack, waarvan de kraag omhoog stond.
Ik stapte in de lift, drukte op acht en zei hallo.
Hij zei niets, zijn pose bleef onverstoorbaar, hij keek naar de grond, zijn muziek bleef op hetzelfde geluidsniveau.
Ik weet eigenlijk niet of hij er echt naar luisterde of dat het bij zijn pose hoorde.
Ik draaide mijn hoofd opzij en keek hem aan, om non-verbaal een boodschap te zenden dat ik niet zo gesteld was op deze decibels.
Zijn wenkbrauwen vertoonden enige opwaartse beweging wat had kunnen duiden op een non-verbale communicatie, zoiets van -nou en, wat nou-.
Ik draaide mijn hoofd terug om mij te bezinnen op -ja, wat nou- en wilde eerst ritmisch mee gaan tikken met mijn voet, op zoek naar het aantal beats per minute maar besloot hem dat te besparen.
'Heb je geen koptelefoon?' vroeg ik, mijn hoofd wederom opzij gekeerd.
'Wat?' riep hij boven zijn muziek uit.
Ik herhaalde het woord koptelefoon en hij keek mij vol verbazing aan.
'Dan hoef ik niet mee te genieten,' trachtte ik nog nader te verklaren maar toen zijn wenkbrauwen zijn haargrens bijna raakten zag ik in, dat ik niet op dezelfde golflengte zat dan de jongen.
Ik besloot er een handeling aan te verbinden, zette mijn tas op de grond en deed mijn handen om mijn oren.
Dat werkte.
'Oortjes,' zei hij.
'Ja,' zei ik, want ach, zo beroerd ben ik ook weer niet om mij vast te pinnen aan het begrip koptelefoon.
De muziek vulde nog steeds de inhoud van de lift.
Hij wroette in zijn broekzak en ineens werd het stil. Hij leek in ieder geval het knopje voor het volume of misschien zelfs het aan en uit knopje gevonden te hebben maar nee, de oortjes had hij niet, vermeldde hij in de stilte die inmiddels was ontstaan. 'Die heeft mijn zusje,' zei hij terwijl de lift net stopte.
'O,' zei ik nog toen hij wegliep.
Maar dat hoorde hij niet.
Nu begreep ik het wel, hij had geen oortjes.
Kon hij niets aan doen.
Dat kwam door zijn zusje.