Aan
het strand wandel ik en denk aan de kus.
De
zoen is de kus. Zilt en zout.
Zo wil
ik hem graag.
De
wind waait zout op onze lippen, zijn mond wordt vochtig en o god, wat
verlang ik naar die zoen, de kus.
De kus
is een kristal.
Helder
en zout is het vocht wat ik wil proeven.
Nog
even en onze de tongen golven samen in één ruimte.
Maar
de kus is een kwal, slijmerig, -zacht dat wel- maar geen zilte zoen.
Geen
kristallen kus.
Ik
vind hem lief, jawel.
En
wandel verder langs de kust.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten